Nu de schets er op staat is het (om het gemakkelijk te zeggen) “niet meer dan” inkleuren. Al is het inkleuren bij een Van Eyck (of eender welke Vlaamse primitief, was het nu Bruegel, Petrus Christus,…) nooit echt “vanzelfsprekend”.
Telkens ik zo’n inkleuren maak denk ik bij mezelf dat er toch wel heel wat improvisatie bij moet gekomen zijn. Zoals ik bij deze tekening een rood fleece-dekentje op mijn tekentafel heb liggen om naar de plooien, glooiingen en lichtinvallen te kijken, moet Van Eyck zeker wel “draperieën” – al dan niet in gordijnvorm – in zijn atelier hebben gehad. Sommige plooien kan je gerust uit je duim zuigen, wie zal het merken dat het niet echt is? Maar het moet wel kloppen natuurlijk 😛
Bij deze de kleurzettingen want die wil ik toch een beetje bijsturen (zie eerdere blog omtrent vernis). Als ik mijn laatste vorderingen zie, dan vind ik dat mijn versie wel “frisser” oogt dan het origineel. Niet dat ik me meet met Van Eyck, ik wil niet liever dan aantonen dat “klassiek” verre van “uit de mode” is 😉