Alles wat ik blog en met kunst te maken heeft valt onder deze categorie. Is er nog een bijpassende subcategorie, dan werd deze ook aangevinkt. Maar deze (hoofd)categorie bevat alle blogs over kunst.
Terwijl de blogs lopen wordt achter de schermen hard gewerkt. OK, daar ben je als lezer niet veel verder mee, maar helaas. Veel kan ik niet tonen omdat het allemaal in mijn hoofd zit, soms in mijn schetsboek.
Ik kan wel al meerdere tipjes van die vele sluiers lichten. Er is namelijk wel een goede reden waarom de tekening van God & Van Gogh niet verder geraakt. Natuurlijk was er tussentijds de tekening van professor Kerre. Die komt er niet vanzelf. Maar er loopt, terwijl ik dit blog, ook nog de expo van het Kunstsalon. Bij de publicatie van deze blog is dat Kunstsalon al achter de rug en staat er al een nieuwe expo in Zulte te popelen. Die start begin juli.
tijdens het Kunstsalon ging de #stadswacht in première voor groot publiek. Eindelijk een degelijke foto kunnen maken.
Op deze expo zal ik een reeks tekeningen uit het “nieuwe” gamma #rippingtheclassics tonen én ik zal er ook weer ter plekke tekenen. De organisator van deze expo, José Sintobin, had mij vorig jaar zien werken aan de #stadswacht en was danig onder de indruk dat hij mij graag in zijn organisatie had en dit liefst terwijl ik werk aan een nieuw werk. Na de expo in Zulte (bij Deinze) volgt nog een kunstwandeling in het Brabantse Herne.
Dat nieuwe werk zal één van de 3 tekeningen zijn die ik plan op Kunst in het Dorp 2023 te tonen. Dus dit jaar wordt veel nieuw werk getoond en dat was helemaal mijn bedoeling. Een beetje minder exposeren en organiseren, meer tekenen. De 3 tekeningen vertellen opnieuw over LILITH. Ken je ze nog? Onze rebelse juffrouw uit het aards paradijs. Het is een ander verhaal dan dat wat ik bracht tussen 2008-2016. Deze keer gaat het verhaal van de tekeningen samen met de voorstelling van een Lilith-juweel door Bieke Caluwier. De rebelse Lilith blijft centraal maar bij deze komen Adam en Eva ook mee(r) in beeld + een prominente rol voor Dooie Pol, mijn schedelgezelschap. Enfin, je leest, ziet of hoort het wel als het zo ver is. Deze tekeningen worden de zomertekening(en) 2023.
En parallel werk ik aan de nieuwe triptiek. Ik zou ze deze zomer tekenen maar dat was wat te hoog gegrepen. Daarom verschoof ik het project naar het najaar en zal ze gepresenteerd worden in 2024. Dat is ook prima. Er staan meer dan 50 personen op de set. Dat vraagt heel wat coördinatie en voorbereiding. Ik ben al meer dan 2 jaar bezig met dit project uit te werken. Het is pas nu dat de ijsberg boven water komt en het allemaal wat concreter en meer zichtbaar wordt. Hieronder al enig grof schetswerk waarvan een aantal ontwerpen de uitvoeringsfase niet hebben gehaald…
Deze blog schrijf ik op zondag, zoals meerdere blogs, ze worden “gepland” en op een gepast tijdstip uitgezonden. Het is nu 10u57 en ik heb er al 2 documentaires op zitten, een schets, een agenda-organisatie voor een tekening die ik deze winter plan te maken,…terwijl probeer ik wat streepjes Depré-historie op Radio 2 mee te pikken. Normaal is dit zo het uur waarop mijn moeder eens belt. Beetje updaten en deze jongen uit zijn cultuurpatroon trekken. Al combineer ik de laatste tijd dikwijls beide. Terwijl ik aan het werk ben, verbind ik mijn hoofdtelefoon met de GSM en zodoende kan ik bellen en tegelijk tekenen.
Ik keer effe terug naar de tekening Over God & Van Gogh. Wat mij al een tijdje bezighoudt tijdens het tekenen is de handbeweging die de figuur maakt. Ik zie het als een symbool van zegening maar misschien is dat helemaal niet zo. Een goede reden om dat uit te spitten en na te gaan wat dat gebaar precies wil zeggen en welke gebaren we zo nogal kennen… Google geeft me al wat opties, ein bisschen Fingerspitzengefühl… Ik sla die fameuze handbeweging van God naar Adam (zie Michelangelo) over, ge hebt die al genoeg gezien.
Die laatste is best grappig want gebruiken we die vandaag niet bij heavy-rockconcerten? God is ne metalfan ofwa? Het wordt met de minuut interessanter…
Maar tijdens de mis open de priester al eens beide handen, naar de hemel gericht…Het is vergelijkbaar met wat de moslims doen maar de katholieken doen het iets breder. Dat gebaar staat universeel voor “biddend”. OK, zo ver zijn we dan al. Nog andere geloofsovertuigingen zoals de Orthodoxen doen dit.
Dit symbool, ik moest me toch effe concentreren, toont 2 opstaande vingers (wijs en middenvinger) en verbindt de ringvinger, pink en duim.
Dit gebaar staat symbool voor spreker.
Maar als ik eerlijk ben, de vraag rond de uitleg van de symbolen staat zo vast als een lucifer in ’t midden van een berg jelly pudding.
Van een andere site (Aleteia) pluk ik deze uitleg voor een andere vingerhouding: In Greek Orthodox iconography, as also in early Christian iconography, the gesture of the blessing hand actually shapes the letters IC XC, an abbreviation for the Greek words Jesus (IHCOYC) Christ (XPICTOC) which includes the first and last letter of each word. The hand that blesses reproduces, with gestures, the Name of Jesus, the “Name above every name.”
En idd met een beetje fantasie zie je de letters in de vingers van de hand verschijnen. Met wat licht erop kan het misschien wel een konijn met lange oren worden, wie weet…
Maar terug serieus: de 3 opgerichte vingers kunnen ook symbool staan voor de goddelijke drie-eenheid en moet nu toch lukken dat we die discussie al bij eerdere blogs hebben gevoerd.
Het symbool dat “onze” God toont: 2 vingers opwaards, 2 vingers ontspannen en een duim zonder veel waarde komen meer voor. Je ziet deze beweging ook regelmatig als handbeweging voor de kindversie van Jezus. Het is de meeste voor de hand liggende betekenis: een zegening, wat zich in het Latijn vertaalt als “spreek goed”. Het wordt door de priester ook bij het einde van de mis gebruikt bij het maken van het kruis ter zegening van iedereen die de plechtigheid heeft gevolgd.
We weten intussen dat Katholieken niet vies waren/zijn om zich heidense gebruiken eigen te maken om zodoende zieltjes te winnen. Kerstmis en carnaval zijn daar schone voorbeelden van. In de handlijnkunde vinden we een associatie van de planeten met vingers.
Zoals we in dit diagram kunnen zien, staat de duim bekend als Venus, de wijsvinger – Jupiter, de middelvinger – Saturnus, de ringvinger – Apollo, de pink – Mercurius. We kunnen ons begrip van de Romeinse goden gebruiken om te begrijpen waarom christenen dit specifieke handgebaar gebruiken. Ik veronderstel dat de ironie hier is dat we heidendom gebruiken om het christendom uit te leggen, deze interpretatie is correct als deze handkaart ouder is dan toen het christendom het teken van zegening begon te gebruiken. Let op de vingers die voor dit handgebaar worden gebruikt en let op de hand die wordt gebruikt. De rechterhand, het is altijd de rechterhand. Waarom? hoor ik je vragen. De oude Grieken waren bijzonder bijgelovig met betrekking tot de linkerhand en in het algemeen alles wat aan de linkerkant was. Dit verspreidde zich door het hele Romeinse rijk, aangezien de Romeinen zwaar leenden van de Grieken voor hun cultuur. Daarbij kwam de linkshandige vooringenomenheid. daarom ‘recht’, van links naar rechts, als we gelijk hebben hebben we ‘het recht’.
Ons gevoel van lijntijd is van links naar rechts. Het recht is in de toekomst, het maakt deel uit van ons cultureel erfgoed als een teken van vooruitgang. Links is het verleden, het is achterlijk en onderontwikkeld. Dit is waarom de rechterhand wordt gebruikt en waarom bij het zegenen van links naar rechts met de rechterhand.
En wat met dat hardrock-symbool? Dit symbool werd gebruikt door klassieke sprekers om te wijzen op een specifiek stuk tekst. Het gebaar wordt daarom bij schilderijen meestal gebruikt in combinatie met een open boek waarbij het de bedoeling is aandacht te vestigen op de tekst. In Italië wordt het symbool gebruikt om mannen wier vrouw ontrouw is geweest mee te bespotten. Het is ook wel als het symbool van de duivel voorgesteld omdat je er een duivelsgezicht kan in zien.
Misschien het meest leuke en nuttige symbool (wat de meeste mensen niet zullen kennen) is dit… 🙂 Niet te verwarren met bovenstaand gebaar 😉
Wil je nog meer over gebaren met de handen? Dan vind je hieronder nog enkele leuke links:
Deel 2 van mijn explosieve zin om dit portret af te maken. Explosief is een understatement. Een Van Gogh-stijl kan je niet maken met een rustig gemoed. Je moet er in zekere zin “onrustig” bij worden, jezelf smijten zoals we dat in ’t Vlaams zeggen. En dat smijten dat moet zowel emotioneel als tekentechnisch. Het moet “rocken”. Geen gemakkelijke zaak voor wie mij (“is’t iets met gitaren?”) of Etienne (de meest rustige mens ter wereld) een beetje kent.
Spotify doet weer zijn best om mij op party-niveau te krijgen. De tekening swingt, pastels gaan snel en zijn vol van kleur. Toch wil ik het gezicht à la Max houden. Geen slordige afwerking voor wat een portret betreft. Alweer een Max-mix die je hopelijk nog niet eerder had gezien.
En dat maakt dat mijn tekentafel VOL ligt met alles wat ik in huis heb! De doos softpastels, de pastelpotloden, de aquarelpotloden én mijn (klassieke) kleurpotloden liggen op de tafel. Ik heb ze allemaal nodig om te komen tot het effect dat ik wil bereiken. Ik zet mijn Kuifjeraket mee op de tafel (alsof ze nog niet vol genoeg stond) om de focus op de felle, warme kleuren te houden.
Om finaal te komen tot dit werk 🙂 Ik ben er zelf erg blij mee, het straalt gewoon alles wat ik in de laatste blogs vertelde. Geslaagd project!
Helemaal opgeladen binnen de sfeer van Van Gogh denk ik na hoe het verder moet met mijn project “Over God en Van Gogh” dat ik tijdelijk gepauzeerd heb. In de roes en de gedachten van de felle kleuren, de expressie, het grote rock-en-roll niveau wil ik tussendoor een ander project oprapen.
In de dagen dat ik in het KMSKA exposeerde maakte ik ter plekke tekeningen die als voorbereiding zouden dienen voor komende tekeningen. Eén van die tekeningen was deze:
Binnen mijn project “Ripping the classics” poseerde Etienne voor mijn eigen – nieuwe – versie van “Portrait du dr. Gachet” door Van Gogh. Het doel van Ripping the classics is dat het telkens een totaal nieuwe tekening wordt maar wanneer ik je laat zien waar de mosterd staat, dan zijn de verbanden duidelijk. Misschien goed voor wie een kwis organiseert, die kan mijn tekeningen tonen en dan vragen welk beeld het origineel is 😉 Van het portret bestaan 2 versies. Het rechtse is te zien in Musée d’Orsay (Parijs), het linkse is privébezit. Of het linkse nog bestaat is een mysterie. Het werd voor schandalig veel geld gekocht en de eigenaar wou samen met het schilderij gecremeerd worden. De eigenaar overleed in 1996 en sindsdien is het schilderij niet meer gezien.
Ik vroeg Etienne om een gelijkaardige pose aan te nemen maar hij moest wel eerst effe in zijn kleerkast duiken: een pet zoeken en een losse jas, liefst een blauwe. Het voordeel van Etienne mee aan boord te hebben is dat de gele boeken kunnen vervangen worden door een boek dat Etienne zelf heeft geschreven. Hoe cool is da ni?!?
Dus haal ik alle pastels uit de kast om aan de grote broer van bovenstaande ZW-tekening te beginnen…Behoorlijk onzeker, uit mijn comfortzone, maar met ook het portret van de treinbegeleider (ook al zo eentje dat ik naar Van Gogh heb gemaakt) in het achterhoofd pep ik mezelf op. “METALLICA” denk ik de hele tijd en Spotify helpt daarbij. Ik ben er van overtuigd dat Vincent ook fan van Metallica zou zijn mocht hij vandaag naar hun muziek luisteren.
Nergens beter om Van Gogh en zijn gemoed te leren kennen dan in de Provence. OK, OK, ik hoor je al zeggen “héla, en de vele plekken in Nederland, Wallonië of bvb Parijs dan?”…Je hebt gelijk, maar we moeten ook toegeven dat zijn commercieel succes in de Provence ligt. Daarmee doe ik geen afbreuk aan ander werk.
Op weg naar die prachtige streek, maken we een tussenstop in Lyon. Ondanks dat ik al ontelbaar aantal keren naar de Provence trok is Lyon in mijn geheugen gebleven als “de stad waar het filerijden eindelijk gedaan is”. De snelweg tussen Dijon en Lyon is in de zomermaanden een ware hel.
Strategisch gekozen om tijdens de paasvakantie af te zakken. En bijkomend voordeel: de Nederlanders en nu ook de Walen en de Fransen hun vakantie valt niet gelijk met dat van de Vlamingen. Komt dat goed uit voor ons en ook wel wat voor de horeca die nu een veel langere de flow aan bezoekers aankan 🙂
Lyon bestaat feitelijk uit 2 grote stadsdelen: een heel modern deel (beetje à la Rotterdam) en een klassiek, Romeins deel. Lyon pakt regelmatig graag uit met de Latijnse naam Lugdunum.
Bij momenten zou je jezelf zelfs in Rome wanen: majestueuze gebouwen met monumentale fonteinen.
Maar ik ga naar Lyon voornamelijk voor het museum van Schone Kunsten. Musee des Beaux-Arts is een gemeentelijk museum voor schone kunsten in Lyon en is een van de grootste kunstmusea in Frankrijk. Het museum is gehuisvest in een voormalig benedictijnenklooster uit de 17e en 18e eeuw. Ongelooflijk veel kunst! Maar…mijn god, overgestructureerd museum! Het is zodanig sterk opgedeeld dat ik, toch wel ervaren museumslet, er het noorden bij verlies. Het museum is zowel opgedeeld in tijd, strekking, geografie, grote en kleine items. Kunt u al voorstellen: je krijgt dus Rubensschilderijen zowel in de Barok, in de sectie 16e eeuw, Vlaamse schilders,… “Gij zult het hele museum door lopen” dus 😉
Maar is het museum de moeite waard? ABSOLUUT! Ondanks het teveel aan structuur is dit museum een kleine (maar daarom niet kleine) kopie van het Louvre. Reizen door de eeuwen heen langs artefacten die je nog niet eerder had gezien, of toch nog eens wou terug zien (want er staan ook kopies/afgietsels van bekende beelden). Van de Egyptische kunst naar de Grieken, de Romeinen, islamieten, middeleeuwen, barok, expressionisme,… enfin, ge hebt het allemaal gezien daar in Lyon!
Daar waar het “traditionele” kunstseizoen opstart rond 1 mei dacht ik, na de roadtrip door de Provence, een weekend toch al te vullen met cultuur. Dat doet deugd! Het laadt me op alsof ik net getroffen ben door een bliksemschicht 🙂
Dus nam ik de trein naar Brussel om een rondleiding in het gebouw van Senaat en Parlement te volgen. Voorzitter (of moet ik bij deze “voorzitster” zeggen?) van de Senaat Stephanie D’Hose houdt regelmatig rondleidingen in de gebouwen waar ze werkt. Zo kon ik al eerder met haar door het Vlaams Parlement wandelen. Dat zijn toch gebouwen waar je als “gewone sterveling” niet binnen komt. Dus een gelegenheid die ik graag grijp met beide handen.
Massieve brokken kunst, cultuur, geschiedenis te zien! Zo werd beloofd. Maar eerst door de hedendaagse Brusselse cultuur. Breaks my heart wanneer ik dit zie.
Massieve brokken kunst, cultuur, geschiedenis te zien! Zo werd beloofd. Maar eerst door de hedendaagse Brusselse cultuur. Breaks my heart wanneer ik dit zie.
De Brusselse straten waar ik deels als tiener doorliep liggen er slordig bij. En dat komt niet alleen door de werken (die finaal voor verbetering of verfraaiing zorgen) maar vooral door het gebrek aan “ownership” om het met een duur woord te zeggen. Het gebrek aan verbondenheid met de stad en het zorgen voor wat je aangeboden krijgt, of dat nu door de overheid, een bedrijf of je gebuur is…
Maar goed, ik ben er niet om te zeuren over Brussel. Gent is op bepaalde vlakken, niet alle, niet beter. Ik kom voor Cultuur naar Brussel. Dus doorstappen Van Hemel! Hup met de beetjes de Kunstberg op naar de Leuvenseweg 13. Want…de gangbare ingang ligt blijkbaar achter het gebouw 😉 En meteen *boenk* een beeld van George Minne. Zijn bekende “fontein der geknielden” staat centraal in de tuin, net zoals dat het geval is op “the green” in Gent. Ik zou bijna zeggen dat je er niet omheen kan, maar in dit geval is dat nu precies wél de bedoeling 😛
Enfin, ik sluit aan bij de groep Open VLD, afdeling Sint-Niklaas die ook ingeschreven hebben voor de rondgang. Leuk. De zéér sympathieke gidse staat al te wachten en plak me een sticker op de borst. GOEDGEKEURD! Ik mag binnen in het gebouw van de volksvertegenwoordigers.
Al meteen een eerste groot kunstwerk van Emile Wauters waar ik naar kijk. Knap. En dan al eerste “weetje” van de gids. We staan in de inkomhall, de officiële, langs de kant van het Warandepark. En wat valt op? Er zijn 2 grote trappen maar de ene heeft een groen tapijt, de andere een rood. Het rode tapijt leidt naar de Senaat. Het groene naar het Parlement. En dan volgt een stukje typisch Belgische geschiedenis…
Het gebouw is gebouwd onder bewind van de Oostenrijkers (1713-1794). De eerste steen werd in 1779 gelegd. Na de Oostenrijkers, kwam Napoleon (1792-1815), daarna de Nederlanders (1815-1830), daarna werd België écht België en werd finaal het hele gebouw heringericht om er Senaat en Parlement in te richten. Tussentijds kwamen de Duitsers ook nog wel een paar keer op bezoek. Enfin, het toont ook hoe wisselvallig België en Vlaanderen is geweest doorheen de tijd. En dat heeft zo zijn invloeden nagelaten op meerdere vlakken en op zodanige wijze dat het vandaag nog steeds voelbaar/zichtbaar is. (meer over de geschiedenis van België)
De indeling van Senaat en Parlement is te zien doorheen het gehele gebouw. De kant Senaat is de kant met de rode tapijten. De Senaat bestond vroeger uit de adel en dus werden de ruimten waar de Senaat thuis was, ook rijk ingericht. Rood was in de textiel een dure kleur om te maken, dus werd de Senaat voorzien van rode tapijten.
Anderzijds: het Parlement werd, bij inrichting, gebaseerd op het Engelse model. En dat parlement zat niet in een gebouw maar in de tuin. Om dit karakter over te brengen werden voor het parlement groene tapijten voorzien.
Van de Senaat stap je zo door naar het parlement. De kunst is er nog steeds aanwezig maar op een heel andere manier. Ze streelt meer het voorzitterschap, de premiers,…Ze blijft dus wel de Belgische geschiedenis en haar belangrijke personen uitdragen 🙂 Met portretten o.a. geschilderd door Theo Van Rysselberghe en Gustave Van de Woestyne
Nog zo’n leuk wistjedatje: alle Belgische koningen worden uitgeroepen als staatshoofd in het Parlement, behalve de eerste koning Leopold I. Die legde zijn eed af in de tuin van het gebouw.
Wat ik me tijdens de rondgang afvroeg was of Hergé hier ook nog heeft rondgelopen. Geef toe dat deze vaas die ik op een schouw in een vertrek van het parlement heb gefotografeerd verdacht sterk lijkt op die cover van het Kuifjealbum…
We naderen de zone van het “sluitstuk”, de brioche zoals ons grootmoeder het zou zeggen, van de mantel van God. Als een appeltaart vol brokjes sierraden bevindt deze zich in centraal op de borst. Ook hier de optische illusie van soorten edelstenen, parels “op een bedje van” goud.
En laat dat nu net alweer het genie, de kunst, van Van Eyck tonen. Het goud dat je ziet is helemaal geen goud. In tegenstelling tot wat men al eens in middeleeuwse schilderijen kon zien of bvb een paar eeuwen later, gebruikte Van Eyck geen goud!
Goud (of bladgoud) geeft altijd wel een uitstraling. In de middeleeuwen zag men goud niet alleen als een soort reflectie door de zon maar ook als iets goddelijks. Of nog liever: iets/iemand die graag dichtbij de goderijen zou geraken, vooral na de dood 😉 Klimt zijn benadering is lichtjes anders maar geef toe, het valt wel op en voor Klimt is het duidelijk “een merk”.
Veel vroege schilderijen vanaf de Oudheid tot 1500 hebben een gouden achtergrond. Vaak gaat het om religieuze onderwerpen. Deze gouden panelen moeten overkomen als puur goud. Omdat het bladgoud kwetsbaar is moeten de oppervlakken van de panelen glad zijn. Onder de laagjes bladgoud wordt een oranje of roodbruine zachte, vette klei aangebracht om het bladgoud te laten hechten aan het paneel. De kleur van de klei geeft het goud een warme gloed. Als bladgoud direct op een witte ondergrond wordt aangebracht, krijgt het een koude, groene kleur.
Volgens Cennini kunnen er 145 blaadjes bladgoud uit één gouden munt geslagen worden. Hij raadt echter aan om niet meer dan honderd blaadjes uit een munt te slaan, zodat het bladgoud wat dikker is.
Maar dus voor de duidelijkheid: “ceci n’est pas de l’or” dus 😉 Je denkt het alleen maar. Het is een illusie! Van Eyck combineert geel, rood, wit, bruin,…op zo’n wijze dat we het helemaal aanvaarden alsof we goud zien. Door verder te perfectioneren in de toepassing van olieverf en vooral de transluminescente eigenschap uit te buiten, kan je nog meer de uitstraling en de reflectie van echt goud gaan benaderen.
Ik probeer in mijn tekening dit te benaderen. Potloden zijn hiervoor geen ideaal medium. Ik zou eerder de combinatie van was/oliegebonden potloden met aquarelpotloden moeten maken. Daarbij de aquarellen oplossen met water waardoor er een transparante film ontstaat. Niet zeker of het werkt maar het zou wel eens “resultaat” kunnen hebben. Maar eerlijk gezegd, ik wil het risico niet lopen en om proeven te doen heb ik helaas geen tijd. Ik zet het op mijn bucketlist 😉
Het gaat natuurlijk allemaal over licht en kleur. En ik mis binnen de potloden “loodwit” heel hard. Dat mooie stralende wit. OK, het was geen zuiver spul maar het resultaat is toch wel verbluffend (net als loodgeel trouwens).
Merk op dat ik, naast de appeltaart ook een aanzet naar de stelen van de zonnebloemen heb gemaakt 🙂
In de naweeën van een soort griepachtige toestand heb ik de laatste week niet getekend. Dat na het KMSKA-avontuur is het al bijna een maand geleden dat ik nog echt bezig was om die God-figuur in de kleuren. Het heeft niet echt belet om mij te verdiepen in de bijbelse figuur, apocriefe evangeliën en andere randverhalen. Ondanks dat ik niet geloof in leven na de dood, vind ik het hele ontstaan van de cultus rond een geloof altijd best boeiend. Wetenschappen die parallellen aantonen, historische vermenging of zelfs het overnemen van het gedachtengoed van een ander om toch maar tot een vergelijk te komen. Allemaal boeiende materie. Het gonst dan in mijn gedachten aan andere parallellen zoals het Vlaams Belang de 1 mei viering aangrijpt als eigen “feestdag”. Er zit wel wat in aan strategie als je maar effe de tijd neemt om de ballon van de agressor te doorprikken.
En terwijl wordt in Gent keihard bespaard en gesnoeid in activiteiten, middelen en personeel. Zolang het “grootse centrum” niet betreft. De invloed van de schaalvergroting wordt alsmaar meer duidelijk. Het landelijke dorpsgevoel van de deelgemeenten verdwijnt…of beter het wordt vernietigd. De deelgemeenten dragen bij aan de grote stad, ze maken nu eenmaal gebruik van de schaalvergroting. Echter een stad is maar groots wanneer ze (internationaal) kan uitstralen. En geef nu toe, welke toerist heeft interesse in de randstad? Je gaat ook niet naar Parijs om een banlieue te bezoeken? De uitstraling van de stad ligt in een historische kern, grote toeristische trekpleisters en de omzet van de horeca.
Mariakerke blijft zeker niet gespaard van deze inkrimpende (of was het toch bekrompen) visie. Het is sowieso al een door waterstromen een opgedeelde deelgemeente waardoor de cohesie onder bewoners onderhouden niet altijd evident is. Het valt tegelijk ook op dat investeringen in andere deelgemeenten als Wondelgem en Drongen veel hoger ligt. Het is hun gegund al ben ik er van overtuigd dat het wel eens een “verdeel en heers“-politiek van het centrale bestuur betreft. De ontbrekende werking van de wijkregisseur spreekt boekdelen. Een nieuwe wijkregisseur probeert nog wat stukken brandend hout uit het vuur te redden maar het zal moeten beginnen bij het heropbouwen van de gemeenschap.
Ach ja…choose your battles, Max. ’t Is dat God het zo gewild heeft. En God in Gent is dat meestal een West-Vlaming LOL Ik geef “SABAWT” intussen wel wat kleur.
Deze week geen blog over “God en Van Gogh”. Door de expo in het KMSKA was ik 4 weekenddagen aanwezig in de expozaal. Ik heb daar getekend aan nieuwe ontwerpen. Ja hoor, onderstaande tekeningen zijn “ontwerpen”. Je zal ze dus over een tijd zien in een andere versie. Ik ga nog niet verklappen welke, je mag wel al beginnen raden naar wat de inspiratie is. Allemaal binnen mijn project waarbij ik nieuwe werken maak geïnspireerd op bestaande kunstwerken.
Bij deze blogs zit je dus in de VIP-stoel, “the golden circle”, op de eerste rij om mee in mijn atelier te kijken naar wat er leeft en wat er groeit. Waar en wanneer er geëxposeerd zal worden is nog niet zeker. Ik heb me voorgenomen om in 2023 in te zetten op productie maar dan weer zijn er die aanstekelijke vrienden die me ook inspireren en aanzetten om toch ergens nog aan een expo deel te nemen. De eerste in rij is waarschijnlijk het Kunstsalon te Drongen. Ook een expo te Deinze (met tekendemo’s) staat op het programma. En er worden toch weer zaadjes gepland om mee te doen aan Kunst in het Dorp (Bellingen). Ben je trouwens zelf kunstenaar en wil je exposeren; stel je dan zeker kandidaat-deelnemer voor Kunst in het Dorp via de website.
Over Van Eyck weten we niet veel maar er is wel al veel geschreven over zijn/hun kunnen. Eén van die dikke kloefers van boeken is de catalogus van de expo “Van Eyck – Een optische revolutie“. Heb je de expo gemist of had je net een ticket in de coronaperiode dan heb je toch wel wat gemist. Maar anderzijds is het een goede reden om eens naar Gent, Brugge of Antwerpen af te zakken. De werken (het totaal aan werken dan) is zo wat verspreid over de hele wereld maar dit is toch al iets dichter bij huis 😉 Kijk hier naar een paar clips over de voorbije expo.
In die expo/catalogus leer je al snel dat Van Eyck niet de uitvinder was van de olieverf. Dat was iemand anders. Wat Jan Van Eyck zeker wel op zijn naam mag zetten is het verder uitdiepen van licht- en kleurinvloeden door reflectie. Niet dat hij de enige was die er mee bezig was maar vanuit onze tijd gezien was hij zeker een ambassadeur van de toepassing.
In de tekening van God zijn vele parels te zien. Allen hebben een invloed van licht/donker, van de richting van de lichtinval en van de kleuren die hen omgeven. Maar vergis je niet, het zijn niet alles parels wat de klok slaat. In de onderstaande reeks zie je enkel parels. Licht komende van rechtsboven (vanuit ons perspectief gezien). Telkens een sikkel aan donkergroene reflectie. Echter in het beeld rechts (een detail net onder de SABAWT-tekst) zie je een mengeling van parels met duidelijk erg doorzichtige glazen bollen. Die vallen op het eerste zicht en in de overdaad aan versieringen niet op maar ze zijn er wel en maken degelijk een verschil.
De inkleuring van de glazen parels ten opzichte van de echte is helemaal anders. De reflectie van het licht is anders maar ook de kleur. De glazen parels laten het daglicht door en hebben daardoor een meer gele sikkel door het zonlicht. De echte parels hebben eerder een zacht, gebroken witte/licht groene sikkel.
Net zoals in mijn foto van glasparels boven is Van Eyck gekend voor het correct weergeven van de lichtinval in functie van waar het schilderij finaal zou komen te hangen. Het summum van die praktijk vinden we terug in “het portret van het echtpaar Arnolfini” alwaar Van Eyck zichzelf schildert in de reflectie van de spiegel op de achtergrond. Dezelfde reflecties vinden we terug in het schilderij “Madonna met kannunik Van der Paele” of in het paneel van de musicerende engelen (onderdeel van het retabel van het Lam Gods). Hieronder enkele details van de reflecties.
zelfportret in de spiegelmusicerende engelendetail musicerende engelenzelfportret in de reflectie soldaat naast kannunik Van der Paele
En hieronder de tussentijdse vorderingen. Ik word haast knettergek van het inkleuren van al die bolletjes 😉 Weet je aan wat die centrale juwelenplaat mij soms doet denken? Klik dan hier…
Voor wie de blogs via de website volgt heb ik een aparte, rechtstreekse link naar deze reeks in het menu geplaatst. Je ziet ‘m links op het scherm onderaan het keuzemenu 🙂
Bij de vorige blog had ik het over de kwestie of deze figuur nu dan wel God is, dan wel Jezus. Ik ben tegelijk ook bezig met het tekenen van de geborduurde band over de borst van…jah…van wie hé 😉 De mystieke figuur. Maar misschien kan ik met de woorden van John Lennon het hele probleem oplossen: “God is a concept” en dan zijn we er meteen uit. HijHet is een DJ!
Terug focus op de tekening/het schilderij. Er staat eigenlijk veel tekst op de kledij maar de meeste tekst valt buiten het beeld dat ik teken. Onderaan het rode kleed valt bijna een hele gazet te lezen. Op de borst staat echter een rare tekst. Op het eerste zicht lijkt het SABAWT te zijn.
Quid dixis? SABAWT? Dat vroeg toch wel wat opzoekingswerk. In het dikke naslagwerk “Van Eyck een optische illusie” vind ik dat Van Eyck naar “sabaΩt” verwijst. Dat is toch al helemaal iets anders van Sabawt. Hoe zet je een “omega” om tot een “w”? Enfin…verder zoeken is de boodschap. Na veel vijven en zessen bots ik op “Sabaoth” wat dan toch wel iets dichter bij de “ohm” ligt dan een “w”. Maar misschien had ik daarvoor Grieks of langer Latijn moeten studeren. Al durf ik toe te geven dat de jaren Latijn en “studeren” beter niet in 1 zin worden gebruikt. Pater Theo draait zich allicht nog ’s om in zijn graf.
Sabaoth dus. De naam Sabaoth komt in het Oude Testament voor als verwijzing naar een leger. In het eerste boek van Samuël wordt de naam gebruikt als een naam van God . In gnostische teksten zou de naam duidelijk moeten worden weergegeven als “over alle krachten (van chaos)”. Voila. Dat weten we dan ook weer. Tjah…dat brengt ons toch wel iets dichter bij God dan bij Jezus. Al kan met het opschrift ook verwezen worden naar de ridders op het paneel links onder.
Wil je er toch nog meer over te weten komen, dan kan je best deze Wikipediapagina lezen. Ik kleur gezapig verder aan de groene stola rond de nek en probeer de vele pareltjes zo helder mogelijk te maken (voor wie nu pas inspringt: de drager is een grijs karton, wit moet dus worden gemaakt, het is niet het wit van het blad).
Deze week kreeg ik in een reactie op Facebook de terechte opmerking van Dany Hendrickx of ik nu dan wel God of Jezus aan het tekenen ben. Dany is bekend stadsgids in Gent. Onder andere reïncarneert hij tijdens de Gentse FeestenLieven Bauwens of Edward Anseele. Dany brengt nog vele Gentse figuren tot leven en zodoende kent hij de Gentse geschiedenis op zijn duimpje.
Toevallig was ik vorige week nog in mijn archieven gedoken en ergens gekneld tussen 2 dikke boeken zat nog het boekje van Alfons Lieven Dierick “Het Lam Gods” verborgen. Ik kocht het boekje ook al in mijn illusie het verdwenen paneel ooit terug te vinden. Het boekje geeft op zich wel een snel en goed overzicht waarom je – als je in Gent bent – zeker ’s naar dat retabel moet gaan kijken. Het is gelijk Manneke Pis, het Atomium of Historium bezoeken maar dan beter 😉 Het boekje heeft het ook over de kwestie die Dany aankaart…
De godsfiguur boven de aanbidding van het Lam stelt de kunst-historici voor een moeilijke vraag: is ze een voorstelling van Christus in majesteit, of een afbeelding van de Vader? Voor de eerste opvatting pleiten ongetwijfeld de gelijkenis met de “Deësis“-compositie en het wijzend gebaar van Sint-Jan dat, vooral in deze retabel, de zinvolle begeleiding kan zijn van zijn uitspraak: ziedaar het Lam Gods. De herhalingsmotieven op het rugtapijt van de troon – druiventrossen en wijnranken, een pelikaan die zijn jongen voedt – vormen duidelijke symbolen: de naam Jezus Christus staat er trouwens bij vermeld. Opmerkenswaardig is nog dat de kruisvaarders op het linker zijpaneel, volgens een origineel onderschrift*, strijders voor Christus genoemd.
* het volledige opschrift is pas na de restauratie volledig zichtbaar geworden
Voor de Vader-hypothes argumenteert men met de teksten op de mantel en in de bogen van de troonhemel, met iconografisch belangrijke details zoals het schoeisel aan de voeten en vooral met de vertoning door de rederijkers, vijfentwintig jaar na de inhuldiging van het veelluik, waarbij de centrale figuur onbetwistbaar als de Vader werd voorgesteld.
Uit het voorgaande moeten we wellicht besluiten dat zowel de inspirator als de schilder iconografische elementen voor beide personen heeft samengebracht.
God verschijnt ons in een dieprood, hogepriesterlijk gewaad. Hij draagt een tiara met drie gouden banden die rijkelijk met amethist, topaas en saffier zijn opgesmukt. Ook de scepter van rotskristal is een werkstuk van juwelierskunst, zowel als de agraaf op de mantel. De vlammende rode kleur is door Van Eyck in het centrum van zijn schilderij geplaatst, tussen het blauw van de Madonna en het groen bij Sint-Jan. Toch zijn de drie hoofdkleuren op elk van die panelen aanwezig: het groen in de tiaraslippen en het diepblauw in het rugtapijt. De strakke frontale houding waarin God is voorgesteld, wordt verzacht door de lichtval uit de rechtsliggende venster: het licht geeft ronding en ruimte aan de tiara, aan de warme mantelplooien en aan de harde edelstenen.
De schets voor de tekening “Over God & Van Gogh”, ofte een optische illusie op het punt waar Van Eyck en Van Gogh mekaar spiritueel hadden kunnen ontmoeten is in de maak.
Van Gogh is zonder twijfel de man die voor altijd zal verbonden blijven met de zonnebloemen. Opvallend is dat die zonnebloemen feitelijk maar voor een korte periode in zijn carrière te zien zijn. Van Gogh schilderde jaren aan een stuk mensen. Mensen in hun dagelijkse doen (denk maar bvb aan de aardappeleters). Het is pas nadat hij Nederland, Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk achter zich liet dat hij ergens in de Provence aan die zonnebloemen begon.
Vermoedelijk gefascineerd door het zonlicht, de felle kleuren die we in het zuiden herkennen en dat in contrast met de donkerste nachten, toen nog zonder al te veel lichtvervuiling. Het moet hem wel aangesproken hebben.
Van Gogh maakte de zonnebloemen in Arles, in Zuid-Frankrijk, in 1888 en 1889. In totaal schilderde hij vijf grote doeken van zonnebloemen in een vaas, met drie tinten geel ‘en anders niets’. Zo liet hij zien dat het mogelijk was een voorstelling te maken met veel varianten van één kleur zonder aan zeggingskracht in te boeten.
Voor Van Gogh hadden zijn schilderijen van zonnebloemen speciale betekenis. Ze drukten ‘dankbaarheid’ uit, schreef hij. De eerste twee hing hij in de kamer van zijn vriend Paul Gauguin, de schilder die een tijdje bij hem kwam wonen in het Gele Huis. Gauguin was onder de indruk van de zonnebloemen, die volgens hem ‘helemaal Vincent’ waren. Van Gogh had tijdens het verblijf van zijn vriend al een nieuwe versie geschilderd en later vroeg Gauguin er een cadeau. Daar voelde Van Gogh niet veel voor. Wel maakte hij nog twee vrije herhalingen, waarvan er één in het Van Gogh Museum hangt. (bron)
Opvallend is dat Vincent geen gedroogde zonnebloemen schilderde, iets wat ik bij deze tekening wél zal doen. Al schilder ik niet, maar goed, dat is geen nieuws 😉
De schets toont het portret van God met daarop 2 gedroogde zonnebloemen als centraal beeld. Hieronder de evolutie van de schets. Tussen start en einde schets 15uur werken…
Er zijn monumenten en er zijn Monumenten. Die waar je bij een verbouwing niet enkel de gevel laat staan maar het ten strengste verboden is de hele constructie af te breken. Ook al dacht men daar in het verleden anders over, vandaag dragen we zorg voor ons patrimonium en de schilderijen van Jan Van Eyck maken daar zeker deel van uit.
Ondanks dat ik altijd stel dat mijn kopies altijd kunstwerken betreffen die NIET in je top 10 staan van jouw meest favoriete werken, ondanks dat ik stel dat er monumenten zijn waar ge naar kijkt maar niet aankomt, ondanks dat ga ik mij (nog eens) wagen aan een Van Eyck. Een stukje maar en dat binnen het geheel van een totaal nieuw werk.
Vele jaren geleden (moet minstens zo’n 25 jaar geleden zijn) maakte ik een 1/1 kopie van de grisaille van Johannes de Doper. Ik was toen helemaal in de ban van de diefstal van dit paneel. Het toen uitgebrachte boek van Karel Mortier bracht me bij momenten bijna in trance. Al goed dat er andere amateurdetectives waren die elk hun spoor verder gingen onderzoeken en uiteindelijk nergens uitkwamen.
Ik was toen zeker nog niet zo getraind in kijken en tekenen als vandaag. De technieken van destijds waren ook die van vandaag niet. Vandaag is Google je beste vriend en krijg je mega-hoge resolutiebeelden te zien. Destijds moest ik het doen met een flauwe afdruk en een kaartje. Dan gaan wel heel veel details verloren. Ik ben er ook zeker van dat – mocht ik die kopie vandaag maken – ze nu veel lichtvaster zou zijn dan de versie van toen. Dat is ervaring hé…helaas…of net niet 😉
Ik maakte een tijdje terug nog een eigen versie van een bestaand schilderij van Van Eyck. In mijn nieuwe stijl: geen kopie maar een aantal geplukte elementen en een aantal nieuwe. Zo werd mijne maat Kris Van der Stiggel model voor deze nieuwe versie. Lees hier het hele verloop van dat avontuur.
In de nieuwe versie waag ik me aan een detail van het retabel van het Lam Gods aangezien ik toch het echte niet volledig kan/mag namaken op ware grootte 😉
Ik ben ook niet van plan het portret van God op ware grootte te maken. Neen, ik ga het combineren met iets van Van Gogh en zodoende wil ik een cross-over maken tussen extreem realisme en stevig expressionisme. #rippingtheclassics pur sang!
Als Gentenaar is een basiskennis rond dat retabel een must. Daarom zal ik zo nu en dan wel eens een weetje over het retabel of over de Van Eycks lanceren. Hier al eentje om op te warmen:
De Gentse schepen Joos Vijd en zijn vrouw Elisabeth Borluut geven de opdracht aan Jan en Hubert om Het Lam Gods te schilderen. Ze laten een extra kapel bouwen in de Sint-Baafskathedraal, speciaal voor het werk. De kapel wordt de Vijdkapel gedoopt. Wat je waarschijnlijk niet weet, is dat vooral Jan Van Eyck Het Lam Gods schildert. Hubert Van Eyck geeft de aanzet voor het schilderij, maar niemand weet exact wat zijn bijdrage is. Hij sterft namelijk in de beginfase van het meesterwerk. Jan maakt Het Lam Gods af in 1432.
De laatste weken heb ik verder nagedacht welke richting ik uit moet/wil met de 3e triptiek. Na lang nadenken, twijfelen, meten, opnieuw meten en beseffen dat het toch wel erg veel tijd vraag om een centraal paneel te maken van dat formaat, heb ik beslist om de #stadswacht NIET als buitenpaneel voor de volgende triptiek te houden.
Het formaat per paneel (ongeveer 120cmx190cm) zou ik 4x moeten vullen en dat is me te veel. Vooral in tijd is dat te veel. Het legt andere ideeën en projecten te lang stil om goed te blijven. Vandaag twijfel ik of ik toch terug zou grijpen naar het originele idee om de 3e triptiek evengroot te maken dan de eerste, de triptiek van de dood. Die meet gesloten “slechts” 140x100cm en dus open 280cmx100cm. Dat is op zich al geen kleintje voor een tekening. Meer nieuws over deze twijfelaar volgt dus 😉
Intussen werk ik aan een nieuw project(je). Je zou het mijn tekenstijl misschien niet geven maar ik ben, naast de renaissance en de Vlaams-Belgische klassiekers, ook wel geboeid door werken van mijnheer Vincent Van Gogh. Oooh, ik herinner me nog goed toen we met het humaniora op reis gingen naar Amsterdam en het Van Gogh-museum bezochten. Ik kon echt niet begrijpen dat zo’n kliederaar een eigen museum kon krijgen. De dorpsgek. Zonde van de verf. Dat moeten zowat mijn gedachten van toen geweest zijn. “Het lijkt er zelfs niet eens op. Kijk nu naar die bloemen, dat perspectief van die stoel of die portretten. Wie ziet daar toch iets in?”, vroeg ik me af. Mezelf kennende zal ik dat ook niet onder stoelen of banken hebben gestoken en allicht was ik veel liever naar het Rijksmuseum gegaan.
Met de jaren – eigenlijk bijna gelijk het leren waarderen van wijn – heb ik Vincent door een andere bril leren bekijken. Als een mens. Als iemand die het anders zag, emotie en vooral getormenteerde gedachten in zijn schilderijen kwijt wou. Symbolen zocht voor de woorden die hij misschien niet kon vinden. Ik onthou me van verdere diagnoses die specialisten misschien wel willen maken. Het is niet aan mij. Samen de studies rond Rembrandt en Rubens ben ik “het sculpteren met verf” leren waarderen. Dat je aan de hand van de dikte van de verflaag ook een bijkomende sfeer, een laag expressie boven op een beeld kan leggen. Tot zelfs de humor in sommige werken gaan zien.
Alweer brengt reizen de mens tot ruimere inzichten: plaatsen waar Vincent is geweest als het Place du Forum (Arles) of zonnige steden als Saint-Rémy-de-Provence, Saint Paul of Parijs geven een beter inzicht in het leven en de maatschappij. Tijden en ontwikkelingen gaan heel snel in de 2e helft van de 19e eeuw en misschien was Vincent niet meer dan op zoek naar rust en traagheid. Een beetje zoals we dat nu al eens ervaren bij een burn-out.
Dit dus om te zeggen dat mijn nieuwe werk mede geïnspireerd is door Van Gogh. Het zal eerder een (duidelijke) referentie zijn. Maar veel meer in mijn stijl dan in zijn stijl. Dus niet iets zoals mijn portret van een treinbegeleider (geïnspireerd op het portret van Joseph Roulin)
Voor je begint te lezen: heb je al gestemd? Ja –> lees dan in alle rust verder.
Neen? –> wil dan eerst stemmen voor mijn tekening. Ik steek er veel moeite in (in de tekeningen en de blogs), het is een kleine retour die je geen cent kost maar wel van grote betekenis is voor mij (als motivator om verder te doen). Klik hier https://nationaleexpo.museumpas.be/project/36907
Dit is dus de laatste blog van de #stadswacht. Nét binnen de termijn van “eind oktober klaar” heb ik ‘m vandaag (30/10/2022) afgewerkt. Tussen de vorige blog en deze zitten ongeveer 15uren werk aan domweg inkleuren van de achtergrond. Gelukkig was die al helemaal uitgetekend en ging het “snel”.
Voor de zekerheid was ik vorige zaterdag nog naar Lucas Arts geweest om wat extra potloden voor de achtergrondkleur. Een tussentijds trouwfeest kwam goed van pas om nog ’s naar de gevels van het Gentse stadhuis te kijken voor ik er aan begon. Ik heb de gevel niet helemaal correct weergegeven, eerder een suggestie ervan (zie eerdere blog). Dat is met opzet gedaan om de focus op de voorgrond te houden.
Gewapend met potloden, lat, tekendriehoek en de tablet kan ik er helemaal tegenaan. Ik vergroot de tafel in de lengte door er de strijkplank achter te zetten. Dat is verdekke nog handig zo’n strijkplank. Die kunt ge perfect op de hoogte van de tafel zetten. Super gemakkelijk. De potloden vliegen er door alsof ze van boter zijn. Continu bijscherpen en aan die prijs (ongeveer 3,5euro/stuk) zie je veel centjes in de asbak verdwijnen. Wanneer mijn punt afbreekt, werk ik met de punt alleen tot zolang het mogelijk is…
Maar finaal geraken we er. Met zwarte middenvinger (of kakabruin hé Brecht) en vervloekt veel geduld ben ik er geraakt. Hij is af en ik kan hem bij deze officieel voorstellen: de #STADSWACHT. In lage resolutie hieronder, wil je’m graag in detail bekijken: KLIK HIER voor de hoge resolutiefoto.
Bedankt voor het volgen van deze reeks gedurende 4 maanden. Ik neem nu even een break en dan zien we wel wat er voor nieuws op papier verschijnt 🙂 Hopelijk tot in het KMSKA.
En de living…die staat weer klaar voor ander verhaal 🙂
nog niet heeelemaaaaal…wij zijn er bijjjjjjjjjjnaaaaa…
Vandaag nog ’s flink doorgewerkt en na een volle dag tekenen en inkleuren is de balustrade van het stadshuis klaar. Om het contrast te verhogen heb ik de gaten ingekleurd met donker bruin. Dat klopt niet helemaal maar ‘k vind het goed zo. Artistieke vrijheid noemen ze dat 😉
Ik vind het effect wel interessant. Ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat de frontfiguren zo hard naar voor zouden springen door dat kleine muurtje in te bouwen. Maar voila, ikke blij. De volgende keer werk ik verder aan de muren en de deuren en dan zal de tekening zo goed als klaar zijn. (eindelijk)
Tijdens het weekend van Buren Bij Kunstenaars heb ik alle personen nog kunnen afwerken. Ik kon dus zondagavond beginnen aan de achtergrond en liet zelfs Dieter een stukje van de balustrade mee inkleuren 😉 De balustrade was nog even om de resttijd van die laatste zondag te vullen. Het is meer de bedoeling om aan de vloer verder te werken…
Terug thuis.
Op deze zondag 23/10/2022 (dag waarop ik blog is niet altijd de dag van publicatie 😉 ) probeer ik eens iets nieuws. Ik ga mijn pastelkrijt van mijn tekening stofzuigen! Daarbij moet ik wel voorzichtig zijn om geen krassen in het papier te maken. Alsof ik er mij écht zorgen zou moeten over maken…Zo’n pastelkrijtstaaf is redelijk hard en durft wel al eens in het papier krassen achterlaten. En soms vind ik dat ergerlijk maar nu, bij het inkleuren van de vloer, vind ik dat best OK. Een vloer zonder krassen zou geen echte vloer zijn hé 🙂
En dus (zoals je al een beetje kan zien op de stofzuigfoto) is de vloer hiermee klaar. De foto’s zijn slecht gemaakt maar ’t moest rap gaan 😛 Feestje van Tessa laat niet op zich wachten 😉 Ik ben best tevreden met de vloer. De figuren “staan” nu echt. Volgende stap is de balustrade afwerken. Die maak ik helemaal in potlood en is naar het model van het Gentse stadhuis. De deuren, de muur en de vloer zijn ook getekend naar reëel voorbeeld maar dat kon je al zien in blog 14 van deze reeks.
Wat minder bloggen = meer tijd om te tekenen. Dus een tweede updateblog deze week met nieuw inkleurwerk 🙂 Wie geen zin heeft om de vorderingen zelf uit te zoeken, kijk onder de fotoreeks 😉
Wat meteen zal opvallen is dat de 3e brandweerman is ingekleurd. Deze maakt zich klaar om de brand te blussen. De figuren tussen de 2 brandweerlui zijn ook ingekleurd: op het voorplan onze mascotte voor de kinderen in het onderwijs, daarachter de anonieme jongen. Op het achterplan: 2 dames van de onthaal van de technische dienst en de schoorsteenveger is ingekleurd en bijgekleurd. De directeur van de dienst (die de Gentse vlag een duwtje geeft) was al bij de vorige blog ingekleurd maar ik was vergeten erover te vertellen.
Oef! Rest nog de broek van de brandweerman, zijn jonge hulp linksvoor in beeld en de 2 architecten op het achterplan.
Mahowseh! Na een weekend Buren Bij Kunstenaars (ten huize Carlos Caluwier) ben ik erg tevreden. Niet alleen blij dat ik goed heb kunnen doorwerken maar tegelijk ook van de vele mensen die ik heb ontmoet en de verhalen die ik heb kunnen vertellen. Ik vind het altijd wel tof om mensen een eerste blik te gunnen en ze daarna mee te nemen op een wandeling doorheen het beeld. Ik denk dat het dat is wat de bezoekers ook naar Carlos trekt. Voor wie niet langs geweest is: het was een succes. We (= Carlos, Bieke en ikzelf) zijn enthousiast over de opkomst en jullie interesse in onze kunsten. Zalig. We zien jullie met veel plezier terug op een volgend evenement. Abonneer je maar alvast op mijn blog om op de hoogte te blijven. Abonneren is supereenvoudig: op de hoofdpagina (onder de knop “blogs”) scroll je tot het invulvak voor je mailadres, klikken op “VOLG” en klaar 🙂
Maar natuurlijk blog ik vooral om het over de #stadswacht te hebben. De brandweervrouw die bij de vorige blog nog in opbouw stond, die is inmiddels helemaal afgewerkt 🙂
Ik ben hier erg tevreden over het resultaat. Echt eerlijk vind ik de kleuren bij deze veel “voller” dan bij de andere brandweervrouw (een beetje rechtser op het geheel). Ik heb alvast het kleurenpalet apart gehouden.
Ah! Misschien was het niet meteen opgevallen maar ook onze “Bannick Cocq” heeft een broek gekregen. Het was geen zicht zo enkel een bovenstuk zonder verdere afwerking. Ergens moet ik afgeleid geweest zijn want ik werk van rechts naar links. Jup, Koen, dat klopt, deze keer van rechts naar links omdat ik (ook) met pastelkrijt werk en dat ik in die richting NIET met mijn hand op een reeds ingekleurd stuk lig. Tjah, voor de broek ga ik dus extra moeten opletten dat ik mijn hand niet neerleg op het papier…
Om mijn gedachten ’s te verzetten werk ik tegelijk ook de helm af van onze “militair” van dienst én de broek van collega E. links van de brandweervrouw.
Even terugkomend op de Nachtwacht van Rembrandt… Ik stel – in mijn vertellingen – deze schutterscompagnie altijd voor als een equivalant van de hedendaagse politie. Er zijn gewapende inspecteurs maar er zijn ook burgers die bij de politie werken. Samen zorgen ze ervoor dat een stad of een gemeente veilig blijft. Behalve een bedreiging van buitenaf (een mogelijke inval van de Barbaren op Amsterdam bijvoorbeeld), vroeg ik me af hoe onveilig de steden waren in die jaren. Ik ging op onderzoek.
De gouden eeuw klinkt erg glamoureus. In tijden van overvloed is er helemaal geen nood aan crimineel gedrag. Waarom zou je? Er is immers overvloed! Maar dat is niet altijd en overal zo. Vele gezinnen leven in armoede. Mensen werken voor een schamel loon, 6 dagen op 7 en soms moeten de kinderen boven de 6 jaar ook al aan het werk. Klinkt een beetje Daens-achtig als je’t mij vraagt. Kinderen die werken, gaan niet naar school, ergo: er zijn weinig groeikansen om uit de miserie te geraken. Een vicieuze cirkel. Bedelaars waren ongewenste personen. Ze werden meestal opgepakt en aan het werk gezet in het rasphuis. Maar goed, bedelen maakt van je nog geen crimineel…
Ik bots op dit interessante artikel over het nachtleven van vroeger en quoteer “Historia”:
In de nacht wordt gemoord
In Castilië in Spanje werd twee derde van alle moorden ’s nachts gepleegd, zo bleek uit een 17e-eeuws onderzoek. De situatie was nog erger in de Noord-Franse stad Douai, waar drie op de vier moorden tussen de eerste en de tweede slaap werden gepleegd.
De nacht behoorde toe aan misdadigers, dus waagden weinigen zich buiten. De straten in Europa waren ’s nachts zo onveilig dat een Italiaans gezegde luidde: ‘Wie ’s nachts naar buiten gaat, solliciteert naar een pak slaag.’
De Engelse reiziger Fynes Moryson noteerde rond 1600 dat ‘het in alle delen van Italië onveilig is om ’s nachts over straat te lopen’.
Een bezoeker van Valencia beweerde in 1603: ‘Zodra de avond valt, kun je niet naar buiten zonder schild en harnas.’
In Moskou werden ’s nachts zo vaak moorden gepleegd dat de stad zelfs een speciale plek had waar de doden werden neergelegd. Hier konden bezorgde familieleden bij dageraad gaan kijken of hun dierbare was omgekomen.
Sommige steden probeerden met wisselend succes de nachtelijke straten veilig te maken met gewapende bewakers. In de Noord-Franse plaats Saint-Malo vonden de bewoners een andere manier om de mensen ’s nachts veilig te houden, aldus een reiziger begin 17e eeuw:
‘Als de nacht valt, luidt een bel om iedereen buiten de stadsmuren te waarschuwen dat ze naar binnen moeten gaan. De stadspoorten worden gesloten en acht of tien koppels hongerige mastiffs worden losgelaten in de straten. De ongelukkige dronkaards die er nog liggen worden de volgende ochtend gevonden, net als Izebel in Jizre’el.’ Een verwijzing naar het Bijbelverhaal over Izebel die om het leven werd gebracht en door honden werd opgegeten.
Dat lijken me dus best onveilige tijden en goede redenen om een nachtwacht op pad te sturen. Het volledige artikel over het nachtelijke leven van vroeger lees je via deze link 🙂