Een weekje vrij

Ik heb nog geen concreet nieuws ivm de wedstrijd “Nationale Expo”. Ik stel wel vast op de website dat ik (onverwacht) nog 1 plaats ben gestegen. Waren er mensen die al gestemd hadden voor het afsluitmoment maar toch nog niet waren meegeteld om 23u59? Maybe. Het is nu nog afwachten tot de jury finaal beslist of en naar welk museum de treinbegeleider zal worden geleid.

Gaan we een klein beetje terug in de tijd, vlak voor dat spannende weekend, dan was er het gezellige demo-weekend “Buren bij Kunstenaars”. Ik werkte er aan een portret in Art 142-galerij. Die tekening is nog niet klaar (ik heb de voorbije week een beetje tekenrust genomen, nekeer buiten geweest). Ik had speciaal voor BBK nog een werk gemaakt (neen, dat doe je niet in 1-2-3, dat vroeg wel 3 weken werk) en daarvan had ik de finale versie nog niet getoond. Soms moet je toch wat inspanning doen om een tekening in het echt te zien, om ze te ontdekken, om ze in je op te nemen, te voelen.

Menina da Guia

De tekening toont op het eerste zicht niet meer dan een knappe koeketiene maar, net zoals bij het portret van de treinbegeleider, is dit een portret van een geëngageerde jeugd. Wanneer je in een goed nest bent geboren, dan is het gemakkelijk om achteruit te leunen, cool en relax je leventje gaan leiden. Why worry? Dit beeld toont een jonge vrouw, begaan met mensen die niet achteruit kunnen leunen, die steun nodig hebben. En dat verdient een beeld, dat verdient een portret, dat verdient een moment.

Tegelijk was er dus nog die week verlof en daar werd de tijd genomen om de achterstand aan huishoudelijke taken op te nemen en ook ’s met Junior² naar Bozar de expo David Hockney te gaan bekijken. Foto’s mag je er niet nemen, dus ik kan het hier alleen doen met internetbeelden. Maar ik kan deze expo wel aanraden. Het is – net als bij Raveel – een chronologische opbouw en tegelijk een technische opbouw. Verrassend waren de tekeningen en ook de digitale tekeningen. Maar dat ene David Hockney kan tekenen was voor mij een verrassing. Knap. Wij – Junior² en ik – zagen de humor in beelden. We hebben veel gebabbeld over onze visies, over onze ervaringen en tegelijk ook veel gelachen met de vele subtiele hints “hidden in plain sight”.

Legermuseum: War is (not) over.

Ik liet me even inspireren door de titel van een kerstlied van John Lennon om deze blog over het eerste deel van ons bezoek aan het Legermuseum op te maken. Officieel spreken we over “Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis” en dat is een hele boterham. Bijna net zoveel boterham dan het museum op zich want wie regelmatig met honger naar kennis een museum verlaat zal hier wel voldaan naar buiten gaan.

Het museum is gelegen in de megamachtige gebouwen van het Jubelpark te Brussel (pour les flamands: de cinquantenaire). Een locatie die blijkbaar al van oudsher garnizoenen huisvest. Het Jubelpark is vrij soepel bereikbaar via de Metro, dat viel dus nog goed mee. Het herbergt 2 grote musea: Autoworld en dus ook het Legermuseum. Op wandelafstand zijn er nog heel wat andere bezienswaardigheden maar daarover een andere keer meer.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Het legermuseum windt er geen doekjes om. Al meteen na de inkomzaal word je terug gekatapulteerd naar de slag van Waterloo met Lees verder “Legermuseum: War is (not) over.”

Brussel: Broodhuis, al het goud van Brussel

Ik denk dat het museum van het Broodhuis is allicht het meest bekeken maar minst bezochte museum van Brussel. Ik durf zelfs te stellen dat de gemiddelde Brusselaar geen weet heeft dat er in het Broodhuis een museum zit. Maar ik wist dat wel 😉 En gewapend met mijn museumpas is dat museum nu gratis. Dus zeker een must-see tijdens ons weekendje in Brussel.

Het Broodhuis wordt in het Frans trouwens “Maison du Roi” genoemd.  Deze dubbele benaming vindt haar oorsprong in de geschiedenis van het gebouw: Broodhuis verwijst naar zijn eerste bestemming, een broodhal in de 13e eeuw, terwijl Maison du Roi verwijst naar de titel van de eigenaar van het bouwwerk, de hertog van Brabant. In de16e eeuw was laatstgenoemde niemand minder dan Keizer Karel, “koning” van Spanje. Dat huis is dan weer niet te verwarren met het café “Le roi d’Espagne” op de hoek van de Grote Markt. Een plaats waar vroeger wel eens “illegale zaken” gebeurden, vandaar de zijdeur in de gevel langs het straatje. Een escape-room avant la lettre.

Het Broodhuis neemt je mee door de geschiedenis van Brussel. Het gaat dieper Lees verder “Brussel: Broodhuis, al het goud van Brussel”

Hallepoort (BXL): Back to Bruegel

Op net geen 500m van het Zuidstation van Brussel staat de Hallepoort. Een gebouw van pakweg jaren 1400 dat op de huidige kleine ring – de vroegere vestingmuur – staat. Prachtig gerestaureerd staat deze monumentale stadspoort voor de herinnering aan een tijd die eigenlijk nog niet zo lang geleden is. Meermaals op de lijst van “te slopen gebouwen” is het gebouw nu (eindelijk) een deel geworden van het collectief erfgoed en een prachtig museum.

Als “stadsmuseum van Brussel” kan het niet doorgaan. Daarvoor moet je zeker ’s het Broodhuis op de Grote Markt bezoeken. Maar als museum over het hoe en waarom van de stadsmuur van Brussel is het des te interessanter.

Maar waar de Hallepoort nu superinteressant voor is, is Lees verder “Hallepoort (BXL): Back to Bruegel”

KW42: Van den os en den ezel

Elke woensdag publiceer ik een kunstweetje waarmee je kan uitpakken bij vrienden…

Met de kerstdagen in het vooruitzicht dacht ik om nog ’s een Bruegel van stal te halen. En dan gaan we meteen voor de klassieker der klassiekers: De volkstelling te Bethlehem. Het is dé kerstkaart bij uitstek. En het gemak is dat je het originele schilderij in het KMSK Brussel kan gaan bekijken 🙂

We zien Jozef en Maria met de ezel en de os samen onderweg om zich te laten tellen in de stad waar Jozef vandaan komt Bethlehem (wie Bethlehem niet weet liggen, klik hier). Bruegel schildert deze passage in – zoals we dat van hem gewoon zijn – een waar Vlaams landschap. En het is nu juist dat Vlaamse landschap anno 1566 dat bij dit schilderij zo interessant is. Want uit de Bruegeltekeningen die ik maakte (klik hier voor meer) weten we dat Bruegel eerder een (kritische) reporter van het volk was dan grootste christelijk geïnspireerde schilderijen maker. Schilderijen met centrale focus op Jezus, God of hier Jozef en Maria herkennen we niet bij Bruegel. We zien dat soort taferelen wel bij tijdgenoten als Carravagio, Michelangelo, Rafael en later Rubens.

De “intrede” van Jozef en Maria is feitelijk een banale gebeurtenis in het grote schilderij. Het is één van de vele scènes waar ik het met u bij deze blog wil over hebben en wat van u meteen een échte Bruegelkenner zal maken 😉

Voor we beginnen is het goed om te weten dat in de periode dat Bruegel dit tafereel schildert Vlaanderen (en de rest van de Nederlanden) onder het bewind van Filips II vallen. Hij is de oudste zoon van keizer Karel en Isabella van Portugal. Filips heeft een beetje last van stigmata aan zijn handen en daardoor komt hij altijd geld te kort. Hij speelt ook graag soldaatje tegen de Fransen en tegen de (islamitische) Ottomanen. Wie al eens een kostuum van een stormtrooper heeft gekocht weet wat een soldatenkostuum kost. Kunt u voorstellen dat de Flipper dus wel altijd geld te kort had en zich met zijn belastingen niet echt populair maakte in Vlaanderen. Vlaanderen werd extra belast want de Nederlanders belasten dat lag nogal gevoelig.

Los van de harde belastingen zien we de opkomst van het protestantisme en de beeldenstorm. Iets waar je als kunstenaar liefst ver weg van blijft. Dus ben je al wat voorzichtiger in de keuze en de uitvoering van je onderwerpen. Een beetje gelijk naakt en Facebook-verhouding vandaag.

De koude winters van die tijden komen ook meermaals terug in de schilderijen van Bruegel en zijn tijdgenoten. De periode wordt dan ook niet voor niets “de kleine ijstijd” genoemd.

Combineer de 3 bovenstaande elementen met de satirische blik van Bruegel tot een kersttafereel en je krijgt een prachtig maar evenzeer gevaarlijk schilderij. Met een beetje ongeluk kon het hem zijn kop kosten. Maar dan weer “anders bekeken” is het “maar” een kersttafereeltje of een “katholiek randfenomeen” waar tegenstanders hun energie niet moeten aan verspillen. Het grote geluk dat we kennen bij dit schilderij is dat het tot begin 1900 in handen van privéverzamelaars is gebleven en zodoende onder de radar van kunst-aaseters. Waardoor we er vandaag in volle glorie kunnen van genieten.

Heb je nog wat tijd om nog enkele scènes en details nader te bekijken?

Wist je dat het huis in het midden van het beeld waarschijnlijk het huis is van de opdrachtgever van dit schilderij? Daarmee zou het schilderij kunnen verwijzen naar de belastingsinning in Wijnegem. Lees er meer over via deze link.

Wie mijn blog vanuit Antwerpen of omgeving volgt en geen zin heeft om tot in Brussel af te reizen, kan een kopie gaan bekijken in het museum Mayer-Van den Bergh (maar zoals altijd is the sequel nooit zo goed als de eerste). In datzelfde museum hangt trouwens ook De Dulle Griet van Bruegel. Hieronder een kopie die in het KMSK Brussel (naast het origineel) hangt en de kopie van Mayer Van den Bergh.

 

PS: Over 2020 publiceerde ik 42 kunstweetjes. Ik hoop dat ik eender wie daarmee iets dichter gebracht heb bij hoe boeiend kunst wel is en hoe deze niet los staat van de geschiedenis van de tijd maar evenmin van de actualiteit. Het ritme om elke week een kunstweetje online te gooien was een beetje te hoog gegrepen. Een kunstweetje, zeker de laatste, vroegen toch telkens 3 a 4 uur aan opzoekwerk en schrijfwerk. Ik weet wel wat dingen maar ik ben ook een groot warhoofd en perfectionist. Ik moet dus (bijna dwangmatig) alles dubbelchecken. Ik heb het wel volgehouden tot hier maar ik ga nu wat gas terug nemen. Er volgen zeker nog kunst en ruimer cultuurweetjes maar eerder op onregelmatige basis. Zoals ze op de Amerikaanse radio zouden zeggen: “stay tuned for more after the break!” 😉

 

KW41: moet er nog blauw zijn?

Elke woensdag publiceer ik een kunstweetje waarmee je kan uitpakken bij vrienden…

Met kunstweetje KW22 heb ik het al gehad over het lapis lazulli, het magische en vooral dure blauw dat door de jaren heen als HET blauw der blauwen werd gezien. Duur en exclusief maar ook diep, vol van kleur.

Maar er zijn kapers op de kust. Er zijn onderzoekers, kunstenaars die of dat lapisblauw willen kopiëren of gaan zoeken naar een nog stralender blauw. We gaan het hieronder hebben over het Delfts blauw maar ook over een Franse variant en een schilder die zijn hele oeuvre opbouwde rond de kleur blauw.

In Delft zit men met een probleem. Dankzij de import van Chinees porselein is er een nieuw segment aan luxeproducten ontstaan. Mensen kopen een tas of een bordje in Chinees porselein met de typische blauwe Chinese tekeningen. Dat Chinees porselein is onvatbaar mooi: het is transluminecent (het laat licht door en speelt met het licht) én er staat een handgemaakt schilderijtje op met een Oosters motief. Maar het goedje is ongelooflijk duur. Zo duur dat sommige mensen slechts 1 tas kopen en deze dan “te kijk” zetten als teken van welvaart. Delftse porseleinmakers ruiken geld en verdiepen zich in de materie. Het is vooral het blauw dat ze willen doorgronden of op zijn minst kopiëren (’t is nekeer iets anders dan vandaag waar de Chinezen kopiëren). Ze vinden hun antwoord in…glas en specifieker in smalt. Smalt is een pigment met een diep-blauwe kleur, bestaande uit kobalthoudende silicaten in poedervorm. Het wordt of werd gebruikt in de schilderkunst en in keramiek. Als pigment voor olieverf is de functie van smalt overgenomen door het dekkende kobaltblauw.

Smalt heeft een transparante werking met olie en werd door de grote meesters gebruikt voor luchten en als drogend element toegevoegd aan overige kleuren (Velázquez). Een nadeel van smalt is dat het langzaam grijzig wordt. Het glasachtig karakter maakt bovendien dat het lastig te prepareren is.

Wil je zien hoe we vandaag smalt zouden kunnen maken, dan moet je zeker naar deze aflevering van “Het geheim van de meester” kijken.

Zodoende had Delft zijn blauw maar zoals altijd moesten de Fransen hun eigen versie en hun eigen blauw ontwikkelen. Zo gezegd, zo gedaan.

Tegelijk waren ook de Fransen bezig met het ontrafelen van de geheimen van Chinees porselein. Dat liep echter niet van een leien dakje. Men kwam maar niet tot de kwaliteit van het porselein. Maar Lodewijk XIV draaide er zijn hand niet voor om: hij deed aan industriële spionage en stuurde een paar kijklustigen naar de Nederlanden. Dat was ook al niet vanzelfsprekend want de Nederlanders die heulden met de vijand. Zelfs de Duitsers hadden sneller hun eigen Sax-porselein dan dat de Fransen die hadden. Lodewijk zou nog moeten wachten tot hij de oorlog had gewonnen om het geheim in handen te krijgen. Maar dat heeft op zich niets met deze blog te maken (al weet ge ’t nu toch ook maar weer 😉 ) Eens de Fransen hun porseleinproductie (o.a. in Sèvres) op punt hadden, maakten ze ook hun eigen soorten blauw (die Fransen toch)… Het leek zelfs niet van zeer ver op het Chinese of Delftse blauw maar speciaal en uniek blauw was het zeker.

Het Franse blauw dat ik hier wou bespreken dateert van veel later. In 1994 werd een project opgericht om de waarde van het pastel (en de productie van het pigment) “Blue de Lectoure” in ere te herstellen. Het blauw pigment wordt gebruikt in de textiel maar ook in de kunst. Aan de hand van biologische kweek wordt de Isatis Tinctoria gekweekt in de regio van Lectoure. In tegenstelling tot een lapis lazulli is dit pigment dus duurzaam van aard. De plant die de blauwe stof voorziet, heeft trouwens ook nog vele andere interessante (therapeutische) eigenschappen.

Maar helaas, je kan er – tot nu – geen porselein mee beschilderen.

Ik moet ook toegeven dat ik het blauw van Lectoure niet zo goed ken. Misschien moet ik toch maar eens tot daar rijden en nader bestuderen.

Nog een uitsmijter voor dit voorlaatste kunstweetje van 2020. Blauw is een primaire kleur, een basiskleur waarmee je vertrekt om andere kleuren te maken. Maar ooit was er een kunstenaar die zo bezeten was door blauw dat hij alleen maar met blauw schilderde. En dan bedoel ik niet op een manier waarop hij iets schildert met blauwe verf zoals de vogeltjes hierboven. Yves Klein schilderde grote doeken massief blauw. Op foto lijken deze misschien wel monotoon en weinig expressief maar dat zijn ze zeker niet. Omdat het allemaal en alleen maar blauw is ga je (bijna instinctief) op onderzoek en ontdek je veel nuances en bewegingen in de manieren waarop de verf werd aangebracht. Het is misschien niet direct “de omtoer waard” (zoals ze dat in Michelin zouden zeggen) maar als je de kans hebt, moet je’r zeker ’s tijd voor nemen om er eentje te zien.

 

En in het KMSK België is ook nog een heel blauw werk van Jan Fabre te zien…

 

bronnen:

het geheim van de meester

wikipedia smalt

Yves Klein

Bleu de Lectoure

Op visite bij Bruegel

De laatste weken waren (alweer) Bruegel-weken. Niet met eigen creaties maar wel met het bezoeken van Bruegel-evenementen te Brussel.

Eerst ging ik met junior² naar Bruegel de Bruegel Immersive in het Dynastiepaleis aan de voet van de kunstberg. Een interessante projectie-expo waar je Bruegels werk op zeer groot formaat kan bekijken en uitleg krijgt over de details in het werk. De wandeltocht door het Dynastiepaleis eindigt in een projectiezaal met Bruegelschilderijen langs alle kanten (bonven, onder, links, rechts) en een interessante verhaallijn. Bezoek duurt in totaal ongeveer 1 uur.

Hier meer info

Later ging het met vriend Jan naar het KSMKB voor “Bruegel Unseen”. Bruegelschilderijen in gigapixel geprojecteerd in het KMSKB. Ik had begrepen dat het met zo’n VR-bril zou zijn en we in het schilderij zouden stappen maar dat was eerlijk gezegd veel minder. Net zoals hierboven maar op veel kleiner formaat worden schilderijen geprojecteerd. Beetje ontgoochelend daar het ook maar over 3 schilderijen gaat. In ruil kan je met je ticket ook wel binnen in de vaste collectie van het KMSKB.

Enfin, de algemene regel geldt ook hier: hoe meer blabla er rond gemaakt wordt, hoe minder de prestatie.

De video’s van het KMSKB zijn ook te vinden via Google:

het bezoek van Johannes de Doper

uitleg rond het leven van Bruegel

 

 

Star Wars: Rogue One (review)

Kerstdag is altijd wat bekomen van de eerste vreetbui der laatste jaarsdagen. Omdat meter Sophie zo vriendelijk was om junior² te komen oppikken voor een nachtje dachten we zo aan iets te doen onder “grote mensen” (ik moet nu wel opletten wat ik zeg want junior1 is al groter dan ik). Voor de grap zei ik dan zo “we kunnen naar de nieuwe Star Wars gaan kijken”.
En van de slag was mijn madam ’t akkoord. Zelfs toen ik er aan toevoegde dat dat enkel in de IMAX in Brussel kon. Want, voor wie het nog niet wist, in Brussel is de IMAX terug open (na meer dan een decennium gesloten te zijn).

Deze Star Wars situeert zich ergens vlak voor deel IV ofte de allereerste Star Wars. Een spannend tussen-hoofdstuk waar we niet voor de zoveelste keer hetzelfde verhaal herkauwen (want laat ons toegeven, de eerste 3 films zijn dezelfde dan de volgende 3 en het ziet er sterk naar uit dat de volgende 3 niet anders zullen zijn). We maken in dit hoofdstuk kennis met de architect achter de Death Star en hoe the rebellion aan de plannen van de Death Star geraakt. Die plannen worden dan, cfr deel IV, door prinses Leia in R2D2 gestopt samen met haar smeekbede om hulp.

Maar…hoe maak je een logische prequel op een film uit 1977? Want wie er al met zijn volle verstand bij was, weet hoeveel verschillen er al niet waren tussen de “analoge” versie van die filmtrilogie en de digitaal geremasterde versie. Ik vond zelfs dat de delen 1-3 te “modern” leken tov de delen 4-6 (die dus in de chronologische verhaallijn later komen). Lijkt me daar nog een film tussen wringen nog gevoeliger. Maar dat is héél erg goed gelukt. En nog veel meer, door de hedendaagse technieken komen oude – zelfs overleden- acteurs helemaal terug tot leven.
Een mooie spektakelfilm waar eindelijk eens iets nieuws in zat que verhaallijn, prachtige panorama’s, niet-storende en zelfse verrassende CGI’s en voor wie de moeite doet om naar Brussel te gaan: extra scherp beeld op supergroot scherm met super geluid.

En ga je dan toch naar Brussel, vertrekt wat vroeger en stapt de kerstmarkt eens af. ’t Is toch wel een plezantere markt dan Gent.

C’était au temps

Tijden van bezinning in deze donkere decemberdagen. Gedachten gaan van links naar rechts, van vroeger naar later en hoog naar laag. Het lijkt wel een Nederlands Amerikaan.

In gedachten ga ik dikwijls terug naar mijn jeugd. Naar de tijden op de fiets door het pajottenland, de uren rondlopen door Brussel, de cafeekes in Halle of  ’s naar de discotheek van Dilbeek op zoek naar nieuwe filmmuziek…op ontdekking naar nieuwe horizonten, grenzen verleggen, graven in ’s lands glorie.

Met de Stromae-hype tegenwoordig kan ik niet anders dan meer en meer herinnerd worden aan “de bekendste B(r)elg”, Jacques. De uitgemergelde blik en de bijna griezelige manier bewegen door de sterk zwetende man, maakten mij -als kind- dikwijls bang. Ik begreep ook nooit wat mijn vader in die zingende skelet zag. Claude François was dan toch wel duizend keer beter. Die zag er tenminste goed uit en die had danseressen op het podium en alles.

Maar met de jaren ben ook ik Brel gaan waarderen. Niet alleen omwille van zijn muziek, de teksten, de kracht waarmee die man zijn liedjes bracht maar meer dan dat omdat Brel mij altijd terugbrengt naar mijn jeugd. Naar Brussel, naar De Brouckère, de boulevards en de suikerwafels aan 20frank. C’était au temps ou Bruxelles révait…

131220_brel

http://www.youtube.com/watch?v=bRCBpMmhrgg

neen, ik heb mij niet vergist van URL…dit is ook een schoon lieken…