Omdat ik vandaag bezig ben met de voorbereidingen voor de markt van Kluizen (bij Evergem) komende zondag, is er geen Danaë-blog. Een gezellige (grote) gelegenheid om nog ’s de bekende koppen te zien en nog ’s samen de dag vol te lullen. Zoals we dat al meer dan 20 jaar samen doen. Maar ik heb wel nog iets te vertellen na de expo van Drongen.
Het meest vertelde verhaal op de expo is zonder twijfel dat van de Kermis van Hoboken (Bruegel). De tekening die ik maakte naar de nog bestaande tekening van Bruegel. Het hele verloop en alle blogs daarrond vind je HIER.
Van de tekening van Bruegel werd een ets gemaakt en een druk maar die druk was (vermoedelijk) niet zoals Bruegel die zelf wou. Het was dan ook voor Bruegel snel duidelijk dat hij naar zijn vertrouwde drukker/etser terug moest. De tekst op de banier (waar een deel van het mysterie om draait) is helemaal aangepast. Hieronder de tekening van Bruegel, de etsdruk en mijn versie.
tekening Bruegelets afdruk 1559remake van de tekening Max
De tekst werd door de etser aangepast. Of dat in opdracht van Bruegel is gebeurd is niet duidelijk maar zeker is dat de tekst op de ets niet dezelfde is dan de tekst op de tekening. Ik probeerde zo dicht mogelijk bij de originele tekst te blijven (met als gevolg dat ook deze onleesbaar is gebleven).
Een ander topverhaal was dat van de imkers. De honingdieven waarvan je het hele verhaal HIER kan vinden. Ik verwijs daarbij regelmatig naar de 4e man in de boom. Die lijkt heel erg op de man in de boom in het schilderij “de nestrover”.
nestrover (Bruegel)de imkers cfr Max
Het linkse is beeld is ook weer zo’n typische Bruegel: het verhaal van de splinter en de balk. De man op de voorgrond wijst naar de eierdief die – zo voorspelt zijn pet – niet lang meer in de boom zal hangen. En dat voor een paar eieren. Tegelijk loopt de figuur op de voorgrond in volle vertrouwen recht de afgrond en de beek in. De imkers (de honingdieven) hebben een vergelijkbare figuur rechtsboven. Deze valt weliswaar niet uit de boom. Hij staat op de uitkijk terwijl zijn collega’s de buit veilig stellen. Zullen de dieven het zonder kleerscheuren halen? Of gaan ook zij recht de afgrond in? Het waren moeilijke en harde tijden in de 16e eeuw. In ieder geval is op beide werken de spreuk “dye den nest weet dye weeten, dyen roft dy heeten” van toepassing.
PS: ivm het linkse schilderij wordt wel eens gefluisterd dat Bruegel voor de grote figuur op de voorgrond geïnspireerd werd door Michelangelo.
Het schilderij de eierdief is te zien in het Kunsthistorisch Museum van Wenen en meet 59.3 × 68.4cm. Tiens…dat is nog ’s haalbaar voor een Bruegel 4 te maken 😉
Wat een zotte meimaand en begin junimaand was dit? Onder de rubriek “te veel hooi op het vork” was dit al bijna een hele hooikar op het vork. Het was druk en bij momenten wist ik begot niet meer waar mijn kop naartoe was. Nu de expo achter de rug is, is het tijd voor een eerste terugblik…
We hadden 2 lange weekends expo. Ahaaa…het eerste weekend was dat met de vele lekkernijen waarvan Brecht van Coffee.Beez ons wist te voorzien. En die kwamen goed van pas want onder zijn tentje was het gezellig, soms druk, maar zeker droog. Wie voor, na of tijdens onze expo last had van de regen kon er terecht voor een lekker bakkie koffie of de inmiddels legendarische chocomelk.
Maar je kwam natuurlijk niet alleen voor Brecht. Je kwam voor de kunst! En dat blijft een moeilijke in het landgoed De Campagne. Er komt nauwelijks volk langs, dus is er veel – heel veel – inspanning te doen om mensen te laten weten dat er iets te doen is én ervoor te zorgen dat ze ook langs komen. De promocampagne neemt daarom een flinke hap uit het budget. En met de kater rond subsidies waren er deze keer ook geen aperitiefmomenten op zondag geprogrammeerd.
En toch kwamen jullie in grote getale opgezet! Het eerste weekend zat er al meteen boenk op met 332 bezoekers. Het tweede weekend deed het nog beter zodat we finaal afkloppen op 681 bezoekers. Ik heb héél veel zin om iedereen waarvan ik me kan herinneren dat ze geweest zijn hier persoonlijk te bedanken maar ‘k ga er zeker vergeten en dat zou spijtig zijn. Dus bij deze een bloem voor jullie en een dikke merci om (trouw) naar De Campagne te komen.
Er waren ook veel nieuwe gezichten bij. Zelfs weer mensen die nog nooit eerder van mijn expo’s hadden gehoord. En dan zijn we “nog maar” 22 jaar bezig 😛 Ik kan iedereen alleen maar aanporren om zich te abonneren op mijn blogs (via de home pagina, naar onder scrollen en uw mailadres invullen) zodat je altijd op de hoogte blijft.
Na de opkuis blijft de zaal wat verlaten achter. Het is toch een hele andere beleving wanneer ze terug “kaal” wordt en de reftersfeer weer de overhand neemt. Tijd om mijn nacalculatie te maken. De verkoop bleef helaas uit, dus dat wordt weer een put van enkele duizenden euro’s. Om maar te zeggen, alleen al de kinderzoektocht kostte zo’n 405,12euro. De gedachte om inkomgeld te vragen duikt toch weer op.
Enfin. Om het met andermans woorden te zeggen: “het is volbracht” en ik ben een tevreden man. Merci aan iedereen die het project mee heeft gesteund, die er reclame voor heeft gemaakt, die vrienden en/of familie heeft meegebracht, die nog ’s terugkwam,… Aan Kathleen om de volledige permanentieshift van zaal 1 op te nemen, aan Tessa om al dat volk tot in Drongen te krijgen, Carlos voor de taartjes en de babbels. En een hele, hele dikke merci aan de sponsors Barlufin, Tic-tac en Convas! Merci thuisfront voor alle regelingen die moesten worden gedaan.
Of ik er nog een vervolg aan brei, dat blijft spannend, het moet ooit wel eens stoppen. Maar dat zien we later dan wel weer lieve beeldbuiskindertjes 🙂
Tijdens het eerste weekend van de expo te Drongen werd mij regelmatig gevraagd van waar het idee om die werken te selecteren komt. Voor wie de blogs volgt, zal het een klein beetje herhaling zijn 😉
Het is bijna een cliché maar de selectie is mede in de hand gewerkt door corona en het niet kunnen inhuren van modellen. Ik had écht géén zin had om depressieve tekeningen te maken over eenzaamheid en aanklachten rond het mondmasker. Eerder wel om een positieve, verrassende boodschap met een leuk verhaal mee te geven van zodra dat kon.
Daarom koos ik voor een selectie aan top-kunstwerken die, wanneer ik je dat vraag, niet persé in jouw top 10 aan top kunstwerken staan maar wel interessant genoeg zijn om meer van te willen weten. Omdat ik een sterke interesse heb voor de Vlaamse primitieven en de renaissance zijn de meeste werken uit die periode. Ik sluit af met De Lachende Cavalier van Frans Hals waardoor ik bij deze expo een tijdsband van 1350 tot 1650 overloop. Mijn admiratie voor de Belgische werken van de 20e eeuw laat ik bij deze wat links liggen. Misschien goed voor een volgende keer?
Onderliggend maak ik het liefst eigen versies van werken waarvan de kans klein is dat je ze ooit in levende lijve zal zien. Let wel; het blijven mijn interpretaties: klassiekers met een hedendaagse knipoog 🙂
Wat na de expo? Na de expo werk ik nog wat verder aan een eigen versie van Danaë geïnspireerd op een werk van Artemesia Gentileschi (1593-1656) maar ook aanleunt bij het werk van Frédéric Bazille (1841-1870). En daarna begin ik aan triptiek 3, van de liefde en de vriendschap om de triptiekentrilogie af te sluiten.
Wat je alvast NIET te zien krijgt op de expo maar wel exclusief voor de volgers van mijn schrijfsels, zijn deze werken: mijn versie van Baldassare Castiglione (naar Rafael) en de al meer dan 25 jaar oude versie van Johannes de doper naar Van Eyck (omdat deze laatste technisch gezien toch wel een beetje uit de toon zou vallen). Al was het ook weer een mooi verhaal geweest ivm de fameuze diefstal van het paneel…
Nog iets meer dan 2 weken slapen en dan mag je helemaal ontwaken in de meest zonnige lentebui ooit. Dan is er de nieuwe ART-tist expo met deze keer de bevallige naam “EXPO 13”. Eenvoudigweg omdat het de 13e expo is van deze biënnale van Drongen. Meer info op www.art-tist.be
Ook deze keer doe ik mee met veel nieuw (corona)werk en ook enkele niet eerder geëxposeerde werken. De expo zal voor mij grotendeels lopen in het kader van kunst tussen 1350 en 1650. Dat is zo wat de kunstperiode startend bij Van Eyck en de Vlaamse Primitieven en eindigend bij Frans Hals in de Gouden eeuw. Maar er zijn ook renaissancebeelden bij. En er is al een knipoog naar mijn expo in 2023!
Ik zou “de Max” niet zijn mochten er bij deze beelden niet telkens stoere of interessante of spannende verhalen bij zitten. En waarom niet een cumul van alles 😉 Het wordt een niet te missen editie waaraan niet alleen de kunstliefhebber maar tegelijk de innerlijke mens/fijnproever of de jeugd plezier zal beleven.
EXPO 13 gaat door van 26.5 tem 6.6 telkens van 10u-18u op do-vr-za-zon (weekend 1) en za-zo-ma(weekend 2). volg ART-tist via Facebook of website
KIDSTOER: kinderen kunnen een Lego-zoektocht maken. Ben jij een goede speurneus, dan mag je achteraf uit de grabbelton kiezen.
SPECIAL 1: op zondag vertellen kunstenaars uitgebreid over hun werken. Een exclusieve kijk achter de schermen & vele weetjes.
SPECIAL 2: Op zaterdag 28 en zondag 29 mei voorziet Coffee.Beez een “lekkerbekkenfestival”. Niet te missen voor wie graag geniet van speciale koffies, exclusieve theesoorten of een grote “toef” slagroom en m&m’s een must vindt op de chocolademelk. Of een exclusief MAK-bier? Dat kan ook altijd. Altijd wel iets voor alle leeftijden.
Mijn nieuwjaarsbrief is dit jaar een specialleke. Voor mij ging 2021 op maatschappelijk vlak vooral over de strijd rond “het grote onzichtbare”. Zoals bij stembusresultaten zag ik tot mijn grote bezorgdheid en spijt veel verdeeldheid onder de mensen. “Het grote onzichtbare” had/heeft het op onze dagelijkse gewoontes gemunt. Op sommige momenten was het bijna alsof we terug naar de tijd van de ontdekking van AIDS of de ontsnapping van Dutroux gingen.
Vrijheid van het individu staat/stond diametraal tegenover het welzijn van de hogere (wereld)gemeenschap. De kruisvaarders tegen de ketters (waarmee ik geen oordeel vorm over wie wie is). De wetenschappers versus de dokter-specialisten op sociale media.
Het grote onzichtbare maakt beweegredenen abstract, ontastbaar, ongezien. En ik had het daarbij niet alleen over bvb luchtvervuiling, stralingen, dumpen van zware metalen ergens in Afrika of India,…Natuurlijk heb ik ook covid en de vele nu nog onzichtbare gevolgen die zullen volgen uit deze periode. Tegelijk waren de beweegredenen van onze politiekers soms ook best on(door)zichtbaar.
Had dit allemaal impact op mijn tekenwerk? Ja hoor. De expo’s – als ze al door gingen – verliepen binnen een totaal andere sfeer, continue onzekerheid, zal er wel volk op afkomen,…Het maken van tekeningen lag een jaar op zijn gat. Weinig kans op modellen, verstoorde werking, geen opties om geplande projecten uit te werken. Toch was het tegelijk een jaar van vernieuwde opportuniteiten: zonder corona was bv de Lachende Cavalier er niet gekomen. Zonder Lachende Cavalier was de Treinbegeleider er niet gekomen. Zonder Treinbegeleider was mijn tekening niet in het Stripmuseum geraakt. Een onverwachte wending waar, met een positieve benadering, nog meer positiviteit uit kwam.
Ik weiger werken te maken waar de kijkers niet in verwondering of blij van worden. Ik wil dat de kijker een goed gevoel overhoud na het zien van mijn tekeningen, daarom zijn ze ook de MAX niet? 😉
Ik wens jullie allemaal een tof eindejaar met veel adagio, gezelligheid (echte of virtuele) en zoals ons moeder zou zeggen “gebruikt uw verstand” 🙂
Challenges altijd de uitdaging waard. Elke zomer verleg ik een grens, ga ik in dialoog en tegelijk in een soort steekspel met een bekende kunstenaar en een iets minder bekend werk. Een topwerk met een verhaal en een hogere technische uitdaging. De uitdaging loopt over de zomer omdat dan het exposeizoen zichzelf niet “ververst”. Er zijn geen nieuwe expo’s, wat loopt loopt wat niet loopt start ergens in september.
2 juli lanceerde ik een teaserblog om officieel te starten op…
Was het je ook opgevallen dat er bij de vorige blog ergens “tekst” stond tussen de foto’s? De blog stond al klaar geprogrammeerd voor publicatie maar ik was nog niet klaar met schrijven…En om die opmaak al klaar te kunnen maken zet ik dan soms “tekst” tussen de foto’s, dan weet ik waar ik nog iets moet schrijven. Maar dat was ik dus uit het oog verloren met de vorige blog. Ik zal – nog maar eens – moeten toegeven dat ik wat te veel hooi op mijn vork aan het nemen ben de laatste dagen: de cavalier, het marktje in Menen, het (grote) Kunst in het Dorp, de planning 2022 en ja daarnaast heb ik nog een “hobbyjob” te onderhouden om deze kunstactiviteit te sponsoren. Een bekend Belgisch politicus zou al eens durven stellen: “trop is te veel én teveel is trop”.
De tekst ging ‘m natuurlijk over die “ajuin”. Het topje van een zwaard…Of was het een degen? Of een rapier? Ik ging even op onderzoek naar was nu precies de verschillen zijn. Want toegegeven: onder de bekendste zwaarden kennen we Excalibur (het zwaard in de steen van koning Arthur), het typische samuraizwaard, het degen van Zorro, het zwaard van Ardoewaan,…of een moors zwaard. En als je er even bij stil staat, die kennen allemaal een andere vorm. De kwestie is dus met welk wapen hebben we hier te maken?
En dan begon ik met zoeken naar zwaarden uit “de gouden eeuw”. En ziet waar ik op bots: het zwaard van ene Michiel De Ruyter (voor de Belgen doorsnee een onbekende maar toch wel één van de meest bekende Nederlanders) en de rapier van Rubens. Zonder chauvinistisch te willen zijn, ga ik iets dieper in op dat laatste omdat die nog het meeste op het zwaard van mijne cavalier lijkt maar ook omdat het wel wat op dat “zwaard” lijkt.
Nu noemt men “het zwaard” van Rubens een “rapier“. Een rapier is een relatief slank, scherp gepunt type zwaard dat vooral in de 16e en 17e eeuw in Europa werd gebruikt. Rapier en degen werden vooral gedragen en gehanteerd door de rijke burgerij, die steeds meer aan belang won. Deze burgerij hechtte meer waarde aan sierlijkheid dan aan efficiëntie en zodoende werd het rapier meer en meer verfijnd. Dit leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van de degen, een slankere, lichtere versie van het rapier.
Dit past perfect in ons kraam en bevestigt dat de cavalier een gegoed burger. De “ajuin” is duidelijk het einde van het degen. Dat het een rijk versierd stuk is – en dus het model van Rubens benadert – is wel duidelijk. Niet alleen aan het uiteinde kan je dat zien. Op het schilderij is het haast onzichtbaar maar door de reconstructie kan ik u het gevest ook laten zien. Dat zal later weer in de duisternis van de schaduwen verdwijnen. Geniet van het moment zou ik zeggen 🙂
OK, kunnen we concluderen dat “de lachende cavalier” eigenlijk “nen ajoin” is? Zou dat niet leuk zijn! Na al die hypothesen van dat het een rijk edelman is of een kleermaker of (kleine kans) toch een cavalier blijkt het finaal een Aalstenaar te zijn. LOL. Geweldige ontdekking zou dat zijn 🙂
Maar dat is het meer dan waarschijnlijk niet. En toch…stel dat we deze frivole vent een naam zouden mogen geven, hoe zouden we hem noemen? Zet de ideeën maar in de opmerkingen 🙂 Ik ben ’s curieus hoe jullie hem zien.
Een weekje Parijs had als resultaat dat er vorige week geen Cavalierblog was maar goed, voor de Instagram-volgers was er zeker genoeg input: foto’s van straatjes, parken, bistro’s en schetsen ergens ter plekke 🙂
Nog even terugkomen op blog 08. Ik had het daar over die valse mouwen en nonkel Albert 😉 Het gezicht op het schilderij waar ik naar verwees heeft officieel nog steeds geen naam maar wanneer ik verder lees, dan is er toch wel heel wat twijfel dat het heerschap op het schilderij niet Isaak Abrahamsz Massa is. Deze man poseerde meermaals voor Hals en was hij ook al niet de man met de pose waarbij iemand over de schouder kijkt? Ik laat u zelf oordelen of het om dezelfde persoon gaat of niet…
Isaak Abrahamsz Massa of niet?
Isaak Abrahamsz Massa (zeker)
Let bij bovenstaande ook ’s op de mode van de tijd. We hadden het er al eerder over maar ik wil er toch graag nog’s de nadruk op leggen. De hoed lijkt wel een vergelijkbaar model van dat van onze cavalier, niet?
Bij blog 08 gaf ik een aanzet naar het laatste stuk van de mouw. Enkele knoppen kregen al een onderkleur. Daar heb ik verder aan gewerkt. Maar ook nog een stuk mouw (binnenkant elleboog) is ingekleurd. Omdat de foto’s verkleind zijn is het misschien niet allemaal zo duidelijk maar nog even geduld. Wanneer de tekening klaar is, zet ik ze in hoge resolutie op de laatste blog van deze reeks.
En dan was er ook nog die gouden ajuin die in bijna uit het niets opduikt. Zo gefocust op de vele kleuren en kleine tekeningen dat ik die knobbel bijna uit het oog was verloren. Die knobbel hoort bij een zwaard maar daarover later meer. For now houden we het frivool op een gouden ajuin. Aalstenaars vinden dat zeker best OK zo 🙂
Waar waren we zo wat gebleven? Ah ja (alsof ik het niet meer wist), bij de borduursels op de mouw. De vele gekleurde stiksels op de zwarte stof. Ik kan het er nog lang over hebben maar dat zou toch een beetje te saai worden. Daarom: FROVILITEIT! of frovilitijd voor de lolbroeken die mijn flauwe mopjes wel kunnen hebben 😉
Het naslagwerk over Frans Hals is zo’n 440 pagina’s dik en daar staat wel wat meer in om te ontdekken. Dus ga ik wat op zoek naar kunstweetjes over het werk van Hals en zijn tijd. Meer hieronder 😉
Bij de vorige blog beloofde ik dieper in te gaan op hoe het borduursel tot stand komt: tekengewijs dan. Dat loopt namelijk helemaal anders dan hoe je dat al schilderend zou gaan doen. We waren gebleven bij het stuk links van de zwarte jas. Ik zet hier voor de liefhebbers ook een detailfoto van de borduursels bij 🙂
Ik stap nu over naar rechts. Aan de mouw zelf. Die staat ook vol van deze prachtige tekeningen. En ze stralen op alle mogelijke manier status, macht, geld uit. Dat voedt de opties dat het hier gaat om een stoffenhandelaar die adhv dit schilderij zijn eigen waar en/of kunnen in the picture zet. In ieder geval zet het aan om zelf een geborduurde jas te kopen. Wie meent dat borduren uit de mode is, is ferm mis. Zelfs de betreurde Dusty van ZZ-top wist er weg mee in zijn kleerkast…
Dus hoe teken ik nu zo’n borduursels? Wel…Eerst is er natuurlijk de schets (zie eerdere foto’s) maar die is gemaakt met het (beruchte) tekenpennetje van 0,2mm dik. Dat potlood is zo “vet” (2B) dat het steevast vermengt met de kleuren als ik er over ga. Daarom moet ik – hoe raar het ook klinkt – eerst de schets lichtjes overgommen (ik rol erover met de kneedgom) om echt nog maar een zeer lichte schets over te houden.
En dan bouw ik op van licht naar donker. Dus begin ik met geel, rood en heel licht blauw. Die kleuren moet niet echt precies zijn, als ze maar op de juiste plaats staan. Daarna werk ik tussen en rond de kleuren tegelijk de tekening en de donkere inkleuring uit. Waar nodig herteken ik (bvb bij dwarse stiksels) de scherpe partijen. Finaal worden de accenten met fel rood, oranje en hemelsblauw afgewerkt. Op de foto zie je nog ’s een overzicht van alle kleuren die werden gebruikt voor dit stukje.
De organisatie en ikzelf ook hadden er nogal wat tamtam rond gemaakt dat het de moeite zou zijn om de kunstroute in Herne af te stappen. En zeker tijdens het openingsweekend van 7 & 8 augustus. Al van bij de ontmoeting op de locatie zat de sfeer onder de kunstenaars goed. Dat voel je aan de vlotte manier van verdelen van de plekken maar ook de tolerantie waarmee de mensen mekaar weten te vinden.
Gastvrouw Mia en molenverbouwer Danny betoverden ons met het interieur van Boesmolen en vooral met hun charme en liefde voor kunst. Marthe is de immer goedlachse dame die o.a. bekend is voor haar keramiek uilen en schalen. Noor Jacobs – de jonge tekenares met eigen ruimte aan de inkom – kwam er snel bij. En het klikte nog beter dan een puzzle.
We hadden een geweldig mooi weekend. We hebben veel gelachen, we hebben ongelooflijk veel mensen gezien (naar schatting waren er wel 500 wandelaars onderweg) en ik…Ik heb getekend maar vooral véééél verhaaltjes kunnen vertellen. Zalig. Ik kan weer efkes voort tot in Bellingen half september. Eerst mijn stem nog terug krijgen 😉
Een dikke DANK U WEL aan alle mensen die langs geweest zijn, de collega-kunstenaars en de organisatie Herne Kunst’telt. Foto’s van Marthe Vanhoutte (keramiste): https://www.martheceramics.be/
Vooreerst: niet te vergeten: dit weekend teken ik “live” aan de lachende cavalier in de Boesmolen (Herne). Langs een kunstroute zie je meerdere afdrukken in open lucht en kan je op enkele locaties naar binnen om de kunstenaars te ontmoeten. HIER MEER INFO daarover.
We gaan er een beetje meer vaart moeten insteken of deze tekening raakt niet klaar voor het eind van de zomer. Laat het geen epistel worden gelijk de kopie van de Toren van Babel 😉
Bij blog 05 had ik een aanzet gegeven tot de zwarte jas van de cavalier maar aan het borduursel had ik nog niet geraakt. Heb je daar al eens goed naar gekeken? Dat is gene kattepis 😉 Het zijn niet zomaar kleurrijke streepjes en krulletjes die op de mouw gespeld zijn, het zijn allerhande fijne miniatuurtekeningen. En dat er veel kleurwerk aan te pas komt, ik ga het niet verbergen (wat is anders het doel van de blogs rond de zomertekening 😉 )
Op de foto’s hierboven zie je een stukje van de geborduurde jas. Het is zo ongeveer 3x3cm. OK, ik had gezegd om niet meer in uren te tellen, dus tel ik in plaatzijden. Terwijl ik teken zet ik soms vinylplaten op. Dit stuk heeft 4 kanten versleten. Voor 9cm². ’t Geeft u een beetje een idee.
Ik kan nu nog lang vertellen over over hoeveel tijd het vraagt om al die figuurtjes uit te tekenen maar ik hou het nu nog even kort. Een flink aantal uren verder staat dit stuk vest er op. Bij een volgende blog ga ik dieper in op hoe ik het aanpak om die borduursels tot een goed einde te brengen, mis ‘m niet. Het is zeker de moeite. En wie een beetje kan tellen heeft bij deze begrepen dat ik een paar weken op voorhand over mijn tekening blogde maar nu helemaal “a jour” sta.
Er zijn ook bij deze cover stevige uitdagingen door het verschil in techniek. Ten eerste werk Hals zonder tekening. Er is van Hals geen enkele tekening bewaard gebleven. Uit studie blijkt dat de schilderijen direct met verf zijn gemaakt. Hals maakte – om sneller te kunnen werken – gebruik van een huidskleurachtige onderkleur ( zie KW 34 ).
Ten tweede kan je met verf opbouwend/dekkend werken. Dat maakt dat je van donker naar licht kan werken terwijl ik van licht naar donker werk. Bij een grote zwarte partij zoals hier het geval is maakt dat ik eerst alle lichte partijen teken/inkleur om daarna de zwarte er rond te tekenen. Totaal de omgekeerde opbouw dan Hals en vooral erg vermoeiend (elke streep is op voorhand te plannen naar het resultaat).
Bij de laatste blog was het gezicht toch al grotendeels klaar. Er nu wat afblijven is de boodschap. Achteraf bijsturen zal wel nodig zijn.
Dit wordt duidelijk een blog in laagjes…laagjes…héél véél laagjes. Om zot te worden. Waarom begin ik er toch elke keer weer aan (aan die zomertekeningen)? Al is het achteraf wel altijd een zeer leerrijke ervaring 😉 De laagjes verwijzen natuurlijk naar de kraag. Laagjes kant boven mekaar.
Er zijn minstens 5 lagen kant boven mekaar. Niets speciaals aan…mochten er geen tekeningen in staan. Sterren, kruisjes, passers,…verwijzingen naar de vrijmetselaars? Het zou kunnen. De complexiteit zit ‘m de transparantie van de lagen. Daaronder een zwarte jas en tegelijk ook een soort dag/zonlicht maakt dat er witte lagen kant zijn, blauw-gele weerspiegelingen uit de lucht, zwart-grijze doorschijningen door de jas. En dan heb ik het nog niet over de helling in de diepte die worden gesuggereerd…Goh..misschien moet ik toch maar overschakelen naar de koe in het bos. Stukken makkelijker.
Even later… OK, ik heb er me over gezet. Net als bij het gezicht ga ik voor de finale afwerking van de kraag hier later op terug komen. Dat gaat ook daar beter zijn want het zwarte van de jas zal zo dominant worden dat het nu moeilijk in te schatten is in welke mate deze door het kant zal schijnen/breken.
Ik begin dus maar aan een andere uitdaging: de fijn geborduurde tekeningen op de jas. Tegen mijn gedachten in begin ik toch maar links en werk zo naar rechts. Feitelijk zou ik best rechts beginnen. Met al dat zwart zou de boel wel eens kunnen opengesmeerd worden en vuile vlekken geven. We zien wel. Het zijn wasgebonden potloden, die smeren normaal niet (of zeer moeilijk) open. Dat komt wel goed.
Terwijl ik bezig ben, mijmer ik in tijd en ruimte. Op zich werd van de expo Van Eyck ondertiteld als “een optische revolutie”. Maar Hals zou ik ineens een “optisch illusie” durven noemen. Als ik zie hoe die met zijn ruwe, dynamische streken toch gedetailleerd en herkenbaar schildert. Het is te gek.
We zijn al aan de laatste blog voor juli en er is wel wat “gas” gegeven de laatste dagen. Interessante en duidelijke verschillen komen op.
Het gezicht laat ik even los. Eerst moet ik weten hoe de omgevingskleuren zullen evolueren voor ik daar verder aan werk. En als er niet meer aan het gezicht wordt gewerkt blijft er niet veel meer over dan aan de kledij te gaan werken.
Aangezien de hoed het meeste invloed zal hebben op de rest van het werk, begin ik daar mee. Subtiele kleurverschillen tussen hemelsblauw, licht grijs, donker grijs, heel donker grijs/antraciet en zwart. Het cirkelsegment boven op de hoed is geen toeval, het accentueert het gezicht en de grenzen er van. Tegelijk compositorisch leidt de lichtere band je oog perfect terug in het beeld, als een aureool rondom het gezicht.
Om de evoluties gemakkelijk te volgen zet ik bij de onderstaande galerij ook nog ’s de laatste foto van de vorige blog bij. Zo heb je een startpunt en een tijdelijke eindpunt.
Beetje testen met de achtergrondkleuren (waar ook al zo’n rijk palet aan verschillen in zit), de mondhoeken toch nog wat aangepast, de blik is nu echt die van een deugniet en de eerste kanten laagjes staan er op. Dat is verdekke wel niet gemakkelijk dat transparante kant en al die laagjes boven mekaar tegelijk met de doorschijning van de zwarte jas en de reflecties van het gezicht. But that’s what makes a master a master.
Stapje voor stapje komt onze cavalier los van het papier. Mijn verwachtingen naar de mouw rechts in beeld (zijn linkermouw) zijn hoog. Ik ben benieuwd naar wat dat zal geven. Maar er is nog heel wat kant af te werken voor ik dat zal kunnen zien.
De Vlaams-Brabantse gemeente Herne is nog zo’n bruisende metropool aan lokale kunst. Regelmatig worden er tentoonstellingen en evenementen georganiseerd. Herne Kunst’Telt kent een zeer actieve en gemotiveerde kunstenaarsvereniging. Dwars door het prachtig glooiende landschap plaatsten ze afdrukken van kunstwerken. Soms tegen een gevel, soms ergens meer in het groen. Tijdens het weekend van 7 & 8 augustus wordt de wandeling officieel geopend.
In de Boesmolen is er voor de gelegenheid een 2-daagse tentoonstelling met tekeningen en keramiek. Ik zal zowel op zaterdag als op zondag ter plekke tekenen aan mijn zomertekening: De lachende cavalier naar Frans Hals. Een unieke kans om dit werk nu al te ontdekken, de opbouw ervan mee te maken en vragen te stellen. Collega Marthe Vanhoutte (keramiek) is ook aanwezig.
Maar er is natuurlijk meer dan Max & Marthe 😉 Elk paars wandelaartje heeft zijn eigen kunstwerk (klik op de foto om de kaart te bekijken). En stel dat het echt niet zou passen om tijdens het openingsweekend langs te komen, de route blijft nog lang staan! Alleen zal je dan de geweldige herinneringen aan de fantastische ontmoetingen met de kunstenaars niet meenemen 😉
klikken op de kaart voor meer details
Met dank aan Mia & Danny van de boesmolen en Herne Kunst’Telt.
Tijd voor het serieuze werk. Alsof vorig aandeel onbelangrijk was 😉 Maar toegegeven aan een schets heb je iets maar niet alles. De verwachtingen liggen hoger dan dat en dan moeten we die ook waar maken.
Ik begin voor de zekerheid met het gezicht. Stel dat het niet lukt de juiste blik te vangen, dan heb ik op zijn minst de tijd die ik in het tekenen van de kanten kraag zou steken al gewonnen. Je mag nog een perfecte schets maken, met een verkeerde kleur kan je een expressie helemaal om zeep helpen. Nog een beetje en onze cavalier ziet er ineens helemaal anders uit…
Over de jonge jaren van Frans Hals weten we niets. Hoe hij tot zijn gekende expressieve schilderstijl evolueerde of er meteen mee begon (en dus de klassiekere beheerste portretstijl – die toen erg in trek was – kordaat oversloeg) het is tot nu niet geweten.
Het eerste gekende werk van Frans Hals is het portret van Jacobus Zaffius uit 1610.
Hals is dan ongeveer 30jaar wat op zich vrij laat is om te beginnen aan een schilderscarrière zonder voorafgaande historiek. Persoonlijk denk ik dat er rond dit moment een wissel in stijl kwam en dat het verschil met de voorgaande stijl zo groot is dat men in die eerdere stijl Frans Hals niet herkent. Daarbij kan het ook zijn dat hij vroeger in opdracht werkte en dus voor een andere kunstenaar (zijn leermeester?) werkte waardoor men gewoonweg over de schilderijen van Frans Hals kijkt omdat er een andere naam onder staat. Maar dat zijn mijn hypotheses. Of had de stilte voor 1610 een politieke reden (bvb ivm de Spanjaarden), kan ook zijn…
Het is al meteen vanaf dit portret duidelijk dat de verftoetsen snel en trefzeker worden aangebracht. Met brute en verfijnde penseeltrekken weet hij de kijker te leiden naar wat je moet gezien hebben, wat de kern van het werk is, de boodschap en de rest is “versiering”. In het Geheim van de Meester wordt dit portret verder uit de doeken gedaan. Er wordt zelfs in vraag gesteld of het een werk van Frans Hals is en of het achteraf werd bijgesneden (een techniek die in die tijd niet ongebruikelijk was).
Wat we in bovenstaand portret nog merken is de statische houding van het model. Maar de lichtinval van links, de krachtig witte lichtpartijen en de “wilde” markeringen die baard, neus en kraag diepte geven vallen op. Het bruin-rode bont is niet gedetailleerd maar geanimeerd. Het lijkt wel alsof er een fris windje door de kamer loopt terwijl er wordt geschilderd. Hals schildert zoals Zorro zijn Z tekent.
Ik kan natuurlijk niet elk portret in detail gaan bespreken, dan zijn we vertrokken voor een boek van 250 pagina’s. Daarom neem ik je mee in een snelcursus. We gaan meteen door naar 10 jaar later en dan zien we dit “portret” van de een familiegroep in landschap met 3 kinderen en een bokkewagen. Je krijgt er ineens een beeld hoe men er zijn hand niet voor omdraaide om een familieportret in stukken te snijden om eender welke mogelijke reden.
De reconstructie is nog steeds niet volledig, er ontbreekt nog een stuk rechts onder. Was het niet interessant? Is het verloren gegaan of zal het ooit nog ergens opduiken?
Maar kijk vooral naar de stijl, de manier van aanpakken. Ik zei het al bij de vorige blog, de speelsheid van de compositie. Herken je al het licht van links, de fel witte kragen en de losse stijl van poseren? Maar kijk nu ook naar de evolutie in de zwarte kledij. Bij het eerste portret is het nog bijna vlak zwart en nu zijn er wel 27 tinten zwart (volgens Van Gogh, niet volgens een of andere grijze boekschrijver 😉 )
De kanten zijn van ver zeer gedetailleerd maar van dichtbij zijn ze eerder grof geschilderd. Dit maakt dat ze van ver ook nog mooi en gedetailleerd ogen. Bij een fijn uitgewerkt schilderij zie je de details eerder als je er met je neus gaat op staan (hé Jan) maar grote portretten zoals deze bekijk je meestal van op afstand. Ze hangen in grote herenhuizen of paleizen.
Terwijl meerdere tijdgenoten zich laten beïnvloeden door Caravaggio en kiezen voor het theatrale licht-donker-effect (zie Vermeer) , blijft Frans Hals trouw aan het vol licht. Schuiven we de tijdlijn nog ’s 10 jaar op dan zien we dat hij nu 200% trouw is aan zijn techniek zowel in snelheid, expressie als in licht vatten.
Het gezicht is niet in rust en op het gemak geschilderd. Het is snel geschilderd. Gespeeld met licht en donker. Bij deze manier van schilderen zou je bijna denken dat het “naar levend model” is geschilderd, dat het terplekke in het café op het feestje is gemaakt. Dat laatste is niet onmogelijk maar redelijk onwaarschijnlijk aangezien het verplaatsbaar maken van het schildersgebeuren toen niet gebruikelijk was en (omdat er nog geen verftubes ed bestonden) niet erg praktisch was. Wat wél een mogelijkheid is, is dat Frans dit schilderij gewoonweg uit het geheugen heeft geschilderd. Misschien vroeg hij wel één van zijn kinderen om te poseren en moest het daarom des te sneller gaan. Kinderen zitten meestal niet al te lang stil. Maar dat het een ongewone manier was van werken voor die tijd, daar twijfelt niemand aan.
Nog iets opvallend is de glimlach met open mond. Zie mijn kunstweetje KW48. Omwille van de gebrekkige mondhygiëne was dat verre van “done”, eerder “not done”. Zelfs nog vele jaren later was tandhygiëne een zwakke plek in de geneeskunde. De perikelen van Lodewijk XIV spreken boekdelen hierover.
Als laatste nog dit portret. We springen ineens naar 1660. 30 jaar na de fluitspeler van hierboven.
Hopelijk valt je meteen op hoe de mode is veranderd. Weg zwart! Weg korte haren! Nu zijn er kleuren en lange haren, liefst met krullen. En van waar kennen we die mode? Van bij de tandarts van aanvoerder “Louis met het rugnummer van Dries Mertens” natuurlijk 😉
Kijk ’s naar hoe swingend dit is geschilderd. Op het eerste zicht knap en gedetailleerd maar bij nader inzien ruw, slordig en dynamisch. De hand lijkt meer op een klomp en de duim op een opgeplakte valse nagel. Maar had je dat zo gezien had ik het niet gezegd? Allicht niet. En dat maakt dat dit een zeer aangenaam portret is om naar te kijken. Je wordt er gewoonweg zelf spontaan vrolijk van, toch? 🙂
En nog steeds met het licht van links, de felle witte partijen die diepte geven en de vele transparante lagen stof die het geheel diepte geven: dit werk is zeker gesigneerd Frans Hals.
Door de losse stijl van Hals wordt dikwijls gezegd dat hij een alcoholprobleem had en daardoor niet precies kon schilderen. De onderwerpen van zijn schilderijen en zijn financiële problemen zullen daar allicht ook wel aan bijdragen. Sommige bronnen beweren zelfs dat Frans Hals zijn hand zo losjes was dat hij er al eens zijn vrouw mee bewerkte. Al is dat niet gelogen, maar wel verwarrend want in dat laatste geval gaat het om een andere Frans Hals die – moet lukken – ook in Haarlem woonde. Onze Frans Hals gaat met zijn stijl helemaal mee in de zwier van de Barok (zie KW37) en het is er voor mij aan te zien dat hij het meer had voor de stijl die Rubens en Van Dyck hanteerden dan voor de stijl die de andere Nederlanders hanteerden. Misschien maakte die differentiatie (zeg maar “avant garde”) ook zijn renommee. Al was die maar van korte duur want de Barok werd redelijk snel gevolgd door de Rococo ( zie KW38) waardoor de rijkere klasse de Barokschilderijen uit de mode ging vinden en ze al snel op zolder belandden (waar ze dan vele jaren later werden terug gevonden en als het écht vele jaren later was, er nog eens flink veel poen werd verdiend op de gezondheid van de overgrootvader).
Vandaag deel 2 van de schets. Djeezes wat vraagt dit f*ckin’ veel concentratie! Het schilderij mag dan wel virtuoos – waarmee meestal wordt bedoeld “met schwung” – geschilderd zijn, het is verdomme gedetailleerd uitgewerkt om rock-n-roll te zijn.
Ondanks mijn streven naar (hyper)realisme hou ik wel van rock. Wie mij volgt over de Facebook zal al gezien hebben dat ik op vrijdagen wel eens muziekjes met veel gitaren en langharige kapsels durf te posten. Controle tijdens de opbouw van een werk is goed maar op een zeker moment moet er ook leven, lust, dynamiek in komen. En die levenslust en dynamiek is nu neet wat ik zo aantrekkelijk vind ik de schilderijen van Hals. Nog meer in dit schilderij want het is tegelijk statig maar je ziet er een deugnietenblik van de cavalier in.
Per tussenstap foto moest ik toch wel even uitblazen. Mijn gedachten verzetten. Nekeer een onnozel danske doen. De rug losschudden. Om dan terug tot volle concentratie te komen. Ik ga niet altijd uren blijven tellen, dat is nutteloos. Het is iets wat kunstenaars graag doen om of aan te tonen dat ze onderbetaald zijn of om aan te tonen dat er vele uren in het werk zijn gekropen en het dus zeker goed moet zijn. Oprecht gezegd; ik geloof in geen van beiden. Ik geloof in het resultaat. Mensen die mijn tekeningen mooi vinden zijn meestal ook wel de meerwaardezoekers in het leven. Ze gaan niet voor “half”. En dan zet je kwaliteit voorop.
Geen ander als Frans Hals zette de manier van portretteren op zijn kop. “Love it or hate it” moet wel de stelling van de kijker geweest zijn. Dat maakt je of beroemd of berucht. Voor het eerste heb je connecties nodig, voor het tweede een groot bakkes 😛 . Als je uit de band wil springen en daarmee ook je boterham verdienen dan heb je steun van je volgers nodig. Ik spreek een beetje uit ervaring met mijn kleurpotloden 😉
Waarmee verdien je in de Gouden Eeuw het meeste? Dat zijn meestal huwelijksportretten (vraag maar aan de hedendaagse fotografen) en groepsportretten van (schutters)gilden. Voor kunstenaars waren er daarnaast niet al te veel opties. Rubens, Van Dyck, Rembrandt,…ze maakten allemaal dergelijke portretten in opdracht. Van Vermeer weet ik het niet zo maar laat me stellen dat de thema’s die in zijn (resterende) schilderijen van toepassing zijn wel erg in de lijn van verliefdheid, gemis van een geliefde, boodschappen van liefde,…liggen.
Mannen die geld verdienden waren meestal betrokken in de Nederlandse wereldhandel en waren – in het algemeen – al snel of maanden op zee of maanden ergens in het buitenland. ’t Is niet dat ge de trein nam aan 140km/u om eens effe over-en-weer naar Parijs of Berlijn te trotten met uw valies. Daar ging wat tijd over. De schilderijen waren dus deels een bevestiging van de verbinding tussen partners. Ik kan het moeilijk “emoties” noemen want huwelijken werden al eens geregeld in die tijd. Niet iedereen nam het risico om zijn kinderjuf te bezwangeren, hé Frans 😉
Anderzijds was het natuurlijk een uitstraling van hun vermogen. Deze mensen zijn dan wel zwart gekleed (wat nog wat de Spaanse mode was en “praal” adhv gekleurde kledij was “verboden” door hun geloof) maar dat belette niet dat die kledij mocht worden voorzien van gouden borduursels, kettingen en kanten onderkledij.
Toen Frans begon aan het portretteren moesten die schilderijen dus vooral status uitstralen. Gelijk de Turk die met zijn BMW showt in de Gentse straten en fier is op zijn dure auto en dito muziekinstallatie. Maar Hals zag portretten anders. Ik ben er van overtuigd dat Frans eerder een emotie-mens is en minder boodschap had aan de praal dan aan het karakter achter de façade. Moet je in de bovenstaande pendant (= 2 schilderijen die bij mekaar horen) kijken hoe mijnheer Geeraerdts zijn geliefde aankijkt. De liefde spat er af. Vanuit haar kant van het schilderij biedt zij hem een roos aan. Kijk ’s naar die blikken, hoe die mensen mekaar graag zien, hoe de toekomst hen toelacht. Helaas zijn beide schilderijen vandaag al lang gescheiden. Zijn schilderij hangt in het Frans Hals Museum, zij wordt ergens opgesloten in een kluis ver van elk daglicht.
Nog groter contrast met eerste bovenstaand schilderij is het huwelijksportret van zijn maat/mecenas Isaac Massa (ofte Isaac Abrahamsz) Moet je zien hoe