Zurbaran: Highway to hell (04)

Oei…zo’n titel en dat publiceren op Valentijn…Maar foert, alles voor de kunst 😉

We waren gebleven bij de aandacht trekken op het hoofd, de donkere sfeer, het gevoel van een slachtoffer dat geen kant meer op kan… Ik werk verder en het beeld wordt alsmaar sterker maar ook donkerder.

De houtskool van de achtergrond maakt het gezicht van het schaap donker. Ik weet nog niet welke richting dit uit gaat maar het is een beetje moeilijk als ik zodoende de focus wil houden. De hoorn van het schaap gebruik ik als “nimbus”, niet echt maar toch een beetje. Ik moet het doek van de ezel tillen als ik de achtergrond wil donkerder maken zonder het schaap helemaal grijs/zwart te laten worden. Vanaf nu wordt er op de grond gewerkt…

Kak! Wat een vuile boel. Zwarte handen, zwarte nagels,…Het moet ook iets doortastender want met dit doek en de houtskoolstaaf krijg ik de achtergrond niet zo donker als ik dat graag had willen hebben. Creatief denken…Wat heb ik in mijn kasten en waarmee kan ik aan de slag? Met de tijd heeft een mens al eens wat in huis dat “ooit” van pas komt…

Een schuif met potten vol pigment. Tussen de ophangsystemen…Logica? Geen maar je wil niet weten waarom ik die naast mekaar verzamel. Enfin, de potten maken de dag! Strooien maar die handel!

Vieze boel maar het pigment hecht zich niet (genoeg) aan het doek. Als ik de rest (het pigment dat zich niet heeft gehecht) er nu afhaal, dan is de achtergrond naar mijn idee niet donker genoeg. Dit moet beter…Oh! Wacht ‘s! Jaren geleden maakte ik tekeningen op doek waarbij ik pastel combineerde met water. Dat moet hier ook lukken. Pigment vochtig maken en in het doek, in de groeven, insmeren. YES! Gelukt! Nu een paar uur wachten tot alles droog genoeg is om terug op de ezel te kunnen werken.

Ik maak gebruik van de tijd om het schaap van Zurbaran nog nader te bestuderen en zie hoe hij licht en donker bespeelt door met zwart, wit, bruin en geel te werken. Het is een gok om het geel er in te leggen, echt zeker ben ik niet. We zitten ver in het proces en dat kan betekenen dat een gele streep gelijk staat aan de mislukking. Ik ga er voor. Afwerken met donker geel, vermengd met houtskoolzwart steekt mooi af op de donkere achtergrond. Ik focus verder op de diepte in de tekening en na vele uren ben ik tevreden genoeg om het er bij te laten. DIT is mijn Agnus Dei.

Het schaap is gebaseerd op een screenshot uit de film Dýrið.

Zurbaran: Claustrofobisch (03)

Een tekening is niet altijd klaar in mijn hoofd wanneer ik er aan begin. Meestal wel maar niet altijd. Soms is er twijfel, de gedachte van “we beginnen er aan en zien wel wat het geeft”. Het portret dat ik onlangs maakte naar een portret van Rembrandt ligt nog steeds in de twijfelschuif. Zal ik er verder aan werken en hoe? Waar is het genoeg, waar is het overkill?

In tegenstelling tot het mooie witte en onschuldige lam wou ik zelf een zwaar, donker, treffend beeld maken. Maar enigszins met verwijzing en een vergelijkbare afwerking dan die van Zurbaran. Hoe een sfeer kan veranderen zie je als je de galerij hieronder doorklikt.

Totaal onverwacht valt het stof van de houtskool op het doek en laat het zwarte strepen na. Ik vond dit een sterke weerspiegeling van het schaap in de plaat. Alsof het op zo’n metalen tafel ligt dat je al eens bij de dierenarts ziet. Ideaal om het bloed en alle afval op te vangen dat zo’n slachting met zich mee brengt.

Het beeld spreekt me aan…Door de zwarte zone aan de kop van het schaap lijkt het in een hoek te liggen. In het nauw gedreven. Het kan geen kant meer op en er blijven niet veel opties meer over: vechten, vluchten of ondergaan. Daarom wil ik de nadruk op het hoofd, op het claustrofobische versterken. Ik grijp terug naar Zurbaran en bestudeer de donkere – soms nietzeggende – achtergronden die regelmatig in zijn schilderijen voorkomen. De lichtinval mag ik niet het oog verliezen en daarom stuur ik alles naar het gezicht van het schaap.

Zurbaran: Tanquam Agnus (02)

In de vorige blog bracht ik op mijn eigen manier schilder Zurbaran onder de aandacht. Ik ga nog even verder met deze mini-reeks.

Zurbaran (1598-1664) is dus tijdgenoot van bekende namen uit de Gouden Eeuw, nazaten van de renaissance en ook alles wat met Barok te maken heeft. Maar omwille van de toen heersende “cultuur” in Spanje houdt Zurbaran zich meer vast aan de heiligmakende taferelen. Dit doet geen afbreuk aan de kwaliteit, de finesse waarmee hij werkt.

En die expertise maakt ook zijn succes. Maar – zie eerdere blogs over renaissance, barok en rococo – de tijden veranderen snel en dat maakt dat stijlen ook snel komen en gaan. Ik zei al dat Zurbaran zich in het begin vooral beperkte qua thematiek en dat was niet te verwonderen. Spanje zat in een soort geloofscrisis die keihard het katholicisme moest propageren. Deze propaganda was wereldwijd want het waren ook de jaren dat Spanje heel Midden- en Zuid-Amerika ging opkuisen met blinkende harnassen (pro memorie: de “landing” van Columbus was in 1492, we zijn nu ongeveer 100 jaar verder).

Het ging Zurbaran ook niet altijd voor de wind. Zijn vrouw overleed kort na de geboorte van hun 3e kind en zodoende stond Zurbaran er niet alleen in voor de kost maar ook voor de gezinszorg. Hij moest dus goed zijn partij kiezen want geen opdrachten = geen geld. Via connecties en bewezen opdrachten in de buurt van Sevilla, trol hij naar Madrid om er wat “propaganda” voor de koninklijke familie te schilderen. Daar hadden ze het echter niet zo voor dat clair obscure van Caravaggio. Het moest vooral praal, macht, succes uitstralen. Dus schilderde Zurbaran triomftaferelen waarbij we zeker wel de invloed van Velazquez herkennen. Mannen in blinkend harnas in pamperbroeken en ballerinapasjes voor een greenscreen lieten de kassa rinkelen.

Maar opdrachten ondermijnen de creatieve geest. En tegelijk komt de Barok opzetten. Drama, pijn, rock ’n roll, gitaren …ah nee, geen gitaren, dat kwam later…overdreven draperieën, engelen, wolken etc maken het voorwerp van de schilderijen. Zurbaran volgt en keert terug naar Sevilla om zich, naar gewoonte, te smijten op katholieke taferelen maar deze keer met een barokke insteek. Soms is het subtiel maar eens je’t weet, bekijk je de schilderijen helemaal op een andere manier.

In bovenstaande vind ik vooral interessant dat Maria borstvoeding geeft aan haar kind. Toch iets wat we niet zo veel zien. Een suggestie of aanzet tot wordt meer in beeld gebracht.

En zo komen we in ons verhaal tot de schilderijen van het Lam Gods, Agnus Dei voor de vrienden. Dat bleek een succesnummer te zijn want Zurbaran (en zijn atelier) maakten er verschillende versies van. Kopiëren was in die tijd gelijk vandaag een origineel schilderij bij Ikea kopen: ge zoekt u een paar pineuten die onder de marktprijs aan de lopende willen schilderen en iedereen heeft zowaar ongeveer ’t zelfste “origineel” in huis. Er zijn dus meerdere versies van dit schilderij. Het lam hoeft geen bijkomende uitleg. We kennen de symboliek van het lam dat zonder zonde wordt geslacht en een rechtstreekse verwijzing is naar Jezus, “tanquam agnus”… Niet dat ik zo katholiek geïnspireerd ben maar ik vind/vond het beeld zo sterk dat ik er mijn eigen versie wou van maken. Het is tegelijk alweer een zoveelste aanzet naar de expo die in mei/juni zal plaats hebben.

In tegenstelling tot Zurbaran kruis ik de poten van het beest NIET maar zoek ik diepte in het beeld waarmee ik de kijker wil opslorpen en betrekken. Wees deel van de emoties van het schaap, geen passieve kijker/aanbidder.

Zurbaran: de Spaanse primitief (01)

Laten we voor dit verhaal nekeer starten met een vraag. En niet spieken hé…

Noem me eens een bekende FRANCISCO…

Als ik op het internet zoek dan vind ik alvast deze top 10:

  • #1 Francisco Franco
  • #2 Francisco Goya.
  • #3 Francis Xavier. Given name: Francisco. …
  • #4 José de San Martín. Given name: Francisco. …
  • #5 Pancho Villa. Given name: Francisco. …
  • #6 Francisco Pizarro. Surname: Pizarro. …
  • #7 Francisco Vázquez de Coronado. …
  • #8 Francisco I. …
  • #9 Francisco de Zurbarán
  • #10 Francisco Massimo del Cielo

Staat de uwe er niet tussen? Zet ‘m dan in de commentaren. Ik ben benieuwd. Maar het goeie nieuws is dat de Francisco waar ik het wil over hebben wel in deze top 10 of eerder top 9 staat.

Er staan wel nogal wat schilders/kunstenaars tussen de lijst. Allez, ’t is niet dat ik het over Francisco I zal hebben. Goya goh ja… 😉 Hij is wel sterk maar ’t is niet echt mijne stijl. Pizarro en Francisco Vázquez de Coronado zijn “ontdekkingsreizigers”. Met een Spaanse naam is ontdekkingsreiziger meestal niet de meest onschuldige job….nope…sla maar over.

Nummer 9…Dat is nekeer iets, allez iemand, interessant. Zurbaran…Zurbaran…nekeer screenen…oh excuseer “de” Zurbaràn. Ha! Een beetje gelijk “de” Max LOL. Zeg vanaf nu dus niet meer Max maar dé Max, met zo’n streepke op de é LOL

Nee serieus Francisco de Zurbaràn maar ‘k ga voor ’t gemak gewoon Zurbaran schrijven…voor de vrienden.

Zurbaran is een Spaanse schilder. En in tegenstelling tot de Italianen en de Vlamingen waar ik het tot nu toe over had, is onze Francisco nogal exclusief bezig met godsgezinde taferelen of het schilderen van heiligen. Pure contrareformatie. Mooi werk, technisch heel sterk.

De literatuur vergelijkt hem graag met Caravaggio maar ik ga daar toch niet helemaal in mee. Caravaggio is op kunstvlak vooral gekend voor zijn theatrale, expressieve, provocerende schilderijen met donker-lichtcontrasten en die vind ik niet altijd terug bij Zurbaran.

Al zijn er wel schilderijen van Zurbaran die zeker doen denken in de richting van deze licht-donker meester. Maar dan weer zou ik evengoed de link kunnen leggen met Rembrandt. Laat er geen twijfel over bestaan, deze 3 kleppers beheersen het licht en de duisternis als geen ander.

Wat mij persoonlijk vooral aanspreekt bij Zurbaran is de manier waarop hij textiel weergeeft. Als we’t over textielschilderijen hebben, dan komt meteen de naam Van Eyck naar boven. De details in de kledij, de weerspiegelingen, de reflecties/interacties van de kleuren zijn bij Van Eyck inderdaad meesterlijk. Bij Zurbaran herkennen we (alweer) hetzelfde kleurenpalet dan bij Rembrandt en Caravaggio: veel aardkleuren, bruintinten, beetje rood en functioneel blauw. Draai dat maar door de blender.

Wat textiel betreft mag hij zeker naast Van Eyck worden gezet. Zurbaran schildert geen dure, fel gekleurde kledij met veel franjes en patronen. Dat mag niet van de contrareformatie. Het zijn sobere kledingstukken. Worden het toch de pronkstukken uit de kleerkast dan nog blijven ze in een rustgevend kleurenpalet weergegeven. Doch vergis u niet, onze paterschilder kan ook uitpakken met prachtige jurken.

Maar ik geef toe, Zurbaran zou nooit mijn eerste aandacht hebben getrokken ware het niet dat hij meerdere versies maakte van het Lam Gods. Zijn Agnus Dei (ong. 1635-1640) is een prachtstuk. Elke versie ervan verschilt een beetje maar telkens zijn het geweldig sterke stukken. Het gebonden schaap dat geen weg meer op kan, dood of moegestreden is en zijn lot ondergaat. De details van de vacht en de horens, gecombineerd met de prachtige lichtinval. Daar kan ik niet onberoerd bij blijven. Daar moet ik een cover van maken…

Frans Hals: the swinging ’30’s

Over de jonge jaren van Frans Hals weten we niets. Hoe hij tot zijn gekende expressieve schilderstijl evolueerde of er meteen mee begon (en dus de klassiekere beheerste portretstijl – die toen erg in trek was – kordaat oversloeg) het is tot nu niet geweten.

Het eerste gekende werk van Frans Hals is het portret van Jacobus Zaffius uit 1610.

Hals is dan ongeveer 30jaar wat op zich vrij laat is om te beginnen aan een schilderscarrière zonder voorafgaande historiek. Persoonlijk denk ik dat er rond dit moment een wissel in stijl kwam en dat het verschil met de voorgaande stijl zo groot is dat men in die eerdere stijl Frans Hals niet herkent. Daarbij kan het ook zijn dat hij vroeger in opdracht werkte en dus voor een andere kunstenaar (zijn leermeester?) werkte waardoor men gewoonweg over de schilderijen van Frans Hals kijkt omdat er een andere naam onder staat. Maar dat zijn mijn hypotheses. Of had de stilte voor 1610 een politieke reden (bvb ivm de Spanjaarden), kan ook zijn…

Het is al meteen vanaf dit portret duidelijk dat de verftoetsen snel en trefzeker worden aangebracht. Met brute en verfijnde penseeltrekken weet hij de kijker te leiden naar wat je moet gezien hebben, wat de kern van het werk is, de boodschap en de rest is “versiering”. In het Geheim van de Meester wordt dit portret verder uit de doeken gedaan. Er wordt zelfs in vraag gesteld of het een werk van Frans Hals is en of het achteraf werd bijgesneden (een techniek die in die tijd niet ongebruikelijk was).

Wat we in bovenstaand portret nog merken is de statische houding van het model. Maar de lichtinval van links, de krachtig witte lichtpartijen en de “wilde” markeringen die baard, neus en kraag diepte geven vallen op. Het bruin-rode bont is niet gedetailleerd maar geanimeerd. Het lijkt wel alsof er een fris windje door de kamer loopt terwijl er wordt geschilderd. Hals schildert zoals Zorro zijn Z tekent.

Ik kan natuurlijk niet elk portret in detail gaan bespreken, dan zijn we vertrokken voor een boek van 250 pagina’s. Daarom neem ik je mee in een snelcursus. We gaan meteen door naar 10 jaar later en dan zien we dit “portret” van de een familiegroep in landschap met 3 kinderen en een bokkewagen. Je krijgt er ineens een beeld hoe men er zijn hand niet voor omdraaide om een familieportret in stukken te snijden om eender welke mogelijke reden.

De reconstructie is nog steeds niet volledig, er ontbreekt nog een stuk rechts onder. Was het niet interessant? Is het verloren gegaan of zal het ooit nog ergens opduiken?

Maar kijk vooral naar de stijl, de manier van aanpakken. Ik zei het al bij de vorige blog, de speelsheid van de compositie. Herken je al het licht van links, de fel witte kragen en de losse stijl van poseren? Maar kijk nu ook naar de evolutie in de zwarte kledij. Bij het eerste portret is het nog bijna vlak zwart en nu zijn er wel 27 tinten zwart (volgens Van Gogh, niet volgens een of andere grijze boekschrijver 😉 )

De kanten zijn van ver zeer gedetailleerd maar van dichtbij zijn ze eerder grof geschilderd. Dit maakt dat ze van ver ook nog mooi en gedetailleerd ogen. Bij een fijn uitgewerkt schilderij zie je de details eerder als je er met je neus gaat op staan (hé Jan) maar grote portretten zoals deze bekijk je meestal van op afstand. Ze hangen in grote herenhuizen of paleizen.

Terwijl meerdere tijdgenoten zich laten beïnvloeden door Caravaggio en kiezen voor het theatrale licht-donker-effect (zie Vermeer) , blijft Frans Hals trouw aan het vol licht. Schuiven we de tijdlijn nog ’s 10 jaar op dan zien we dat hij nu 200% trouw is aan zijn techniek zowel in snelheid, expressie als in licht vatten.

Het gezicht is niet in rust en op het gemak geschilderd. Het is snel geschilderd. Gespeeld met licht en donker. Bij deze manier van schilderen zou je bijna denken dat het “naar levend model” is geschilderd, dat het terplekke in het café op het feestje is gemaakt. Dat laatste is niet onmogelijk maar redelijk onwaarschijnlijk aangezien het verplaatsbaar maken van het schildersgebeuren toen niet gebruikelijk was en (omdat er nog geen verftubes ed bestonden) niet erg praktisch was. Wat wél een mogelijkheid is, is dat Frans dit schilderij gewoonweg uit het geheugen heeft geschilderd. Misschien vroeg hij wel één van zijn kinderen om te poseren en moest het daarom des te sneller gaan. Kinderen zitten meestal niet al te lang stil. Maar dat het een ongewone manier was van werken voor die tijd, daar twijfelt niemand aan.

Nog iets opvallend is de glimlach met open mond. Zie mijn kunstweetje KW48. Omwille van de gebrekkige mondhygiëne was dat verre van “done”, eerder “not done”. Zelfs nog vele jaren later was tandhygiëne een zwakke plek in de geneeskunde. De perikelen van Lodewijk XIV spreken boekdelen hierover.

Als laatste nog dit portret. We springen ineens naar 1660. 30 jaar na de fluitspeler van hierboven.

Hopelijk valt je meteen op hoe de mode is veranderd. Weg zwart! Weg korte haren! Nu zijn er kleuren en lange haren, liefst met krullen. En van waar kennen we die mode? Van bij de tandarts van aanvoerder “Louis met het rugnummer van Dries Mertens” natuurlijk 😉

Kijk ’s naar hoe swingend dit is geschilderd. Op het eerste zicht knap en gedetailleerd maar bij nader inzien ruw, slordig en dynamisch. De hand lijkt meer op een klomp en de duim op een opgeplakte valse nagel. Maar had je dat zo gezien had ik het niet gezegd? Allicht niet. En dat maakt dat dit een zeer aangenaam portret is om naar te kijken. Je wordt er gewoonweg zelf spontaan vrolijk van, toch? 🙂

En nog steeds met het licht van links, de felle witte partijen die diepte geven en de vele transparante lagen stof die het geheel diepte geven: dit werk is zeker gesigneerd Frans Hals.

Door de losse stijl van Hals wordt dikwijls gezegd dat hij een alcoholprobleem had en daardoor niet precies kon schilderen. De onderwerpen van zijn schilderijen en zijn financiële problemen zullen daar allicht ook wel aan bijdragen. Sommige bronnen beweren zelfs dat Frans Hals zijn hand zo losjes was dat hij er al eens zijn vrouw mee bewerkte. Al is dat niet gelogen, maar wel verwarrend want in dat laatste geval gaat het om een andere Frans Hals die – moet lukken – ook in Haarlem woonde. Onze Frans Hals gaat met zijn stijl helemaal mee in de zwier van de Barok (zie KW37) en het is er voor mij aan te zien dat hij het meer had voor de stijl die Rubens en Van Dyck hanteerden dan voor de stijl die de andere Nederlanders hanteerden. Misschien maakte die differentiatie (zeg maar “avant garde”) ook zijn renommee. Al was die maar van korte duur want de Barok werd redelijk snel gevolgd door de Rococo ( zie KW38) waardoor de rijkere klasse de Barokschilderijen uit de mode ging vinden en ze al snel op zolder belandden (waar ze dan vele jaren later werden terug gevonden en als het écht vele jaren later was, er nog eens flink veel poen werd verdiend op de gezondheid van de overgrootvader).

KW22: een sneetje meer of minder

Elke woensdag publiceer ik een kunstweetje waarmee je kan uitpakken bij vrienden…

Wie zich een beetje toegewijd heeft aan Van Eyck in 2020 zal dit opmerkelijke nieuws al gehoord of gelezen hebben. Het retabel van het Lam Gods van Jan en Hubert Van Eyck is vandaag terug samengesteld zoals het oorspronkelijk bedoeld was: een gesloten scène en een spectaculaire open scène. Verschillende panelen klikken in mekaar en vormen één groot geheel. Ik vernam deze week nog dat het retabel het oudste paneel van (gebroeders) Van Eyck is dat men heeft teruggevonden. Oudere werken zijn waarschijnlijk allemaal verloren gegaan of werden misschien wel toegewezen aan andere schilders. Het was immers niet gewoon in die tijd om een schilderwerk te signeren. Van Eyck was daarin een van de eersten. Bijzonder bij de stelling is dat het oudste (eerste) werk van Van Eyck meteen zo’n joekel is. Alsof ze zich jaren hebben ingehouden en dan meteen met een monsterhit gingen maken. Een beetje gelijk de eerste CD van Gorki 😉

Dat is nogal onwaarschijnlijk (niet van Gorki wel van die andere 2)… Maar we wijken af. Dus nu is het te zien zoals het bedoeld was. Dat was lang niet altijd zo. Er was een tijd dat de zijpanelen gescheiden leefden van het centrale deel. Nog straffer; er was een tijd toen men vond dat je tegelijk de buiten en de binnenkant moest kunnen zien en “men” het illustere idee kreeg om de panelen gewoonweg in de dikte door te zagen! Meer daarover in KW10 (lees het opnieuw).

Alsof dat nog niet straf genoeg was, vertel ik u hierbij het verhaal van “de annunciatie“, ook al Van Eyck. Dat kent een nog straffer verhaal. Want dit Vlaamse schilderij kwam via via ooit in het Hermitage-museum van Sint-Petersburg terecht. Maar op zijn zachtst gezegd, het weer in Sint Petersburg is niet hetzelfde dan in Antwerpen en dus waren ze daar zo geen fan van het bewaren van schilderijen die op houten panelen werden gemaakt.

Dus vonden ze er niets beter op (let op, ge gelooft het nooit) om het paneel waarop het schilderij was gemaakt eraf te schrapen! Jup! De verflaag werd gefixeerd door er aan de zichtzijde stukken stof op te lijmen. Zodoende kon de achterkant er af worden gekapt en finaal ook worden geschuurd. Kunt u al voorstellen dat je dan op het einde nog met een paar millimeter aan verflagen van zo’n 500 jaar oud in uw handen zit. Die laag werd dan op een doek gekleefd waarna door opwarming en met wat water de eerder opgekleefde fixeerstof opnieuw werd verwijderd.

Dat deze operatie (schandalig) slecht is verlopen kan je vandaag nog zien. Bij het kleven van de verflaag op het canvas en zeker bij het opwarmen om de fixeerstof te verwijderen, werd de verflaag zo hard op het canvas gedrukt, dat de structuur van het onderliggende canvas door de verf is gedrukt. Vandaag lijkt het dus alsof het schilderij oorspronkelijk op doek werd geschilderd maar dat was dus zeker niet het geval.

Alsof dat nog niet erg genoeg was, werd al het blauwe van het kleed van Maria door het gebruik van water om de lijm op te lossen mee opgelost. De blauwe laag in lapis lazulli werd door Van Eyck met waterverf aangebracht om ze super doorschijnend te maken. Schijnt dat waterverf oplost in water…dat die kemels van het Hermitage daar niet aan gedacht hebben…’t Is om te janken.

Gelukkig kwam de wetenschap jaren later ter hulp. De restauratie in 1994 was intensief en voor te beginnen werd het schilderij duchtig onderzocht. Men vond de oorspronkelijke tekening onder (of eerder tussen) de verflagen en nog een ietsie pitsie stukje van het originele blauw tussen de haren van Maria. Het blauw van de oorspronkelijke verf werd opnieuw samengesteld en het kleed kreeg zijn oorspronkelijke splendeur en grandeur terug. Alleen de indrukken van het doek zijn achtergebleven. Dus in tegenstelling tot het PANEEL van de Rechtvaardige Rechters is de annunciatie met de jaren een doek geworden.

Bron: The private life of a masterpiece

 

 

Koffie met koekskes

Het succes van de cultuursector hangt samen met het applaus van het publiek (en ook wel met wat er daarbij in de hoed valt). Ik doe het voornamelijk voor het applaus omdat ik het zalig vind om kunst te delen. Omdat ik vind dat die goeie (ouderwetse?) schone kunsten te weinig mediaaandacht krijgen in vergelijking met (hippe?) moderne kunst.

Kunst moet shockeren, moet vraagtekens oproepen, moet controversieel zijn. Ik spreek dat niet tegen. Maar mag kunst ook gewoonweg even mooi zijn, de ziel tot rust brengen, een goed gevoel geven, een lach toveren op je gezicht? “ça vaut le détour”, zouden ze in de Michelin zeggen. En dat is wat ik probeer te doen met wat ik maak of waarover ik vertel. Ik hoop dat het jullie allemaal een fijn gevoel geeft.

Met een virtueel publiek zie je niet altijd hoe druk het is in de expozaal waar je bent. Ik ben bijzonder fier over hoeveel mensen mijn site blijven bezoeken. Ondanks corona en dat ik dus geen kansen heb om buitenshuis (nieuwe) mensen te verwarmen met verhalen, spreken de statistieken voor zich. Ik deel ze graag met jullie…

Dit jaar werd de site al 7.142 keer bezocht. Dat is iets minder dan het top-expo Magie-jaar 2019 maar lang niet veel minder. Elke dag wordt mijn site gemiddeld 50x bekeken.

Via Facebook krijg je een nog explosiever verhaal, maar daar is de beleving dan ook anders. Deze maand kwamen maar liefst 4.500 bezoekers over de vloer (ruwweg dus 22.000 al dit jaar). Dat waren bakken koffie met koekskes om uit delen 😉 En jullie zijn allemaal welkom!

Het is en blijft hartverwarmend om jullie enthousiasme te zien en de steun doet me goed. Wees altijd welkom en laat gerust een berichtje of een commentaartje na als je iets aanspreekt. Je doet er mij en – wie weet – nog vele anderen plezier mee 🙂

Van Eyck-stadswandeling (deel 1)

Naast 2 fietsroutes in het kader van #OMGVanEyck is er ook een wandelroute in de Gentse binnenstad. Ook hier weer een aangenaam wandelpad met onderweg wat weetjes. De wandelroute kan je HIER DOWNLOADEN (niet via de kanalen van Stad Gent *rolt met de ogen* )

Ons deel 1 is goed voor 5km en ondanks dat het een prachtige zonnige zondag was, was het erg rustig in de stad. Nu ja, maar goed ook want het begrip “afstand” is bij velen nog niet echt ingeburgerd zo te zien. Dan hou ik het maar liever op Mariakerke waar men het wel al kent. Mah bon, los daarvan, een prachtige wandeling die ik wel de moeite waard vind. Weinig focus op de diefstal (die route kan je tijdens de Gentse Feesten 2021 zeker ’s volgen met gids), veel aandacht voor het Gent in de tijd van Van Eyck en wat daar nu nog van te herkennen valt. Ik hoop dat een aantal geplande events van het Van Eyckjaar later terug worden opgenomen want die lichtshow en de VR-briltour wil ik zeker nog wel doen.

Het stalen ros van Heer Borluut – deel 2

Vandaag hebben we dan deel 2 van de fietstocht gedaan. Een heel ander landschap zowaar. De rit begon in voor ons aan de Watersportbaan (knooppunt 52) en zo door de stadskern naar Gentbrugge, Heusden, Melle, Merelbeke, Zwijnaarde. Vandaag geen bijzonder sjieke villa’s maar wel veel velden, meersen,..groene ruimte dus. Hier en daar een paar kasteelkes en zo nu en dan een goed excuus om een knooppunt aan Van Eyck te linken (al vond ik de uitleg soms nogal magertjes, maar goed, ’t is voor “de sfeer” 😉

Voor het eerst ben ik over de fietsbruggen over de E40 en over de R4 gefietst. Leuke ervaringen.

Ons rondje was vandaag goed voor bijna 45km en een tijd van 2u11. Dat vind ik best OK. De route naar Oostende is al ingepland op de app 🙂

 

Het stalen ros van Heer Borluut

Met het Van Eyck-jaar werd er een wandeling door het centrum van Gent en 2 fietstochten rond Gent uitgetekend. Met dit zonnige weer dachten zoon en ik dat we op zijn minst een deel van de fietstocht zouden moeten gaan doen. En dat deden we… Wij namen de route “het stalen ros van Heer Borluut

Van Mariakerke naar ons startpunt 61 in Drongen centrum en zodoende naar Baarle. Daar moesten we omrijden want het veer vaart niet uit door de corona. Ik had het toch wel thuis nagekeken maar de dienst Waterwegen vond een algemene vermelding zonder meer informatie blijkbaar genoeg info (’t blijven ambtenaren niwaar). Dus reden we om door SM Leerne en langs Laarne… De rode lus (zie foto onder) van waar de tekst “Baarle” start tot ongeveer hetzelfde punt aan de overkant van het water hoort in de regel niet bij de route en was “een klein extraatje”…

Maar met de app van de fietsroutes kan je eigenlijk redelijk gemakkelijk je nieuwe fietsroute uitstippelen door kruispunten aan te klikken waar je naartoe wil fietsen. En de fietsroutes zijn zeer aangenaam om te fietsen. Ik zou er niet met een koersmodel met zo van die dunne bandjes langs gaan (er zijn namelijk ook onverharde of kiezelwegen bij) maar met een gewone stadsfiets is het zeker te doen.

En hebben wij mooie dingen gezien? Zeker wel! Vooral veel mooie, (te) grote huizen en zalig veel groene lanen en paadjes langs de Leie. Tot in de stad zijn we niet geraakt. Gelet op de omweg, hebben we vanaf knooppunt 67 doorgestoken naar knooppunt 56 om zodoende langs de R4 terug naar huis te fietsen. Een fietstocht van 2uur en 36km ver. En zodoende hebben we dan het beeld van de Zonneschilder van Marf ook ’s op zijn locatie gezien (ik zag het enkel tijdens de tentoonstellingen in De Campagne). Een aanrader.